samengestelde zinnen

Hoofd- en bijzinnen

Een zin die bestaat uit meerdere persoonsvormen noemen we een samengestelde zin. Een samengestelde zin kan bestaan uit hoofdzinnen en bijzinnen.

In een hoofdzin staan onderwerp en persoonsvorm naast elkaar. Er kan geen ander zinsdeel tussen staan.


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofd- en bijzinnen

Een zin die bestaat uit meerdere persoonsvormen noemen we een samengestelde zin. Een samengestelde zin kan bestaan uit hoofdzinnen en bijzinnen.

In een hoofdzin staan onderwerp en persoonsvorm naast elkaar. Er kan geen ander zinsdeel tussen staan.


Slide 1 - Tekstslide

Hoe herken je hoofd- en bijzin?
Probeer tussen het onderwerp en de persoonsvorm het woord 'niet' of 'gisteren' te plaatsen. Als dit kan, dan is het een bijzin. Kan dit niet, dan is het een hoofdzin.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Nevenschikking
- 2 hoofdzinnen (hz + hz)
- Elke zin is even belangrijk

vb:
Ik huur nooit een film, want ik heb Netflix. 
(hz + hz)

Slide 4 - Tekstslide

Nevenschikking (hoofdzinnen)
Een hoofdzin heeft 3 kenmerken:
1. Tussen het ow en de pv kan geen woord worden geplaatst. 
2. De pv staat vooraan in de zin. 
3. Nevenschikkende voegwoorden: dus, en, maar, of, want


Slide 5 - Tekstslide

Onderschikking
- 1 hoofdzin en 1 bijzin
- De zinnen zijn niet even belangrijk

vb:
Hij zwaait opa en oma uit, omdat ze een grote reis gaan maken.
(hz + bz)

Slide 6 - Tekstslide

Onderschikking (1/2) (met een bijzin)

Kenmerken van de bijzin:
1. Onderwerp en pv zijn gescheiden of je kunt ze scheiden
(-> plaats er nooit of gisteren tussen)
2. de pv staat op de laatste of de één-na-laatste plaats

Slide 7 - Tekstslide

Onderschikking (2/2)
Onderschikkende voegwoorden: aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat, zodra..

Of begint met een:
- voorzetsel (over, aan, op ...) - bijwoord - het telwoord 'hoeveel' - vragend voornaamwoord (wie, wat, welk(e), wat voor (een))

Slide 8 - Tekstslide

Tip: hoe herken je de hz?
Maak een vraag en de hoofdzin komt vooraan te staan!

 vb. Johanna gaat graag naar de zee, want dan kan ze lekker zwemmen.

-> Hoe is deze zin samengesteld?

Slide 9 - Tekstslide

Johanna gaat graag naar de zee, omdat dan kan ze lekker zwemmen.
A
HZ + BZ
B
HZ + HZ
C
BZ + HZ

Slide 10 - Quizvraag

Hoewel mijn ouders niet sportief zijn, houd ik van sporten.
A
HZ + BZ
B
HZ + HZ
C
BZ + HZ

Slide 11 - Quizvraag

Als het erg hard waait, gaat Pieter toch met de fiets naar school.
A
HZ + BZ
B
HZ + HZ
C
BZ + HZ

Slide 12 - Quizvraag

Leer nu uit je hoofd:
Je moet ze kunnen feilloos kunnen noemen.

Nevenschikkende voegwoorden: dus, en, maar, of, want
Deze horen bij de combinatie hz + hz.
Hierna oefenen we alle combinaties door elkaar!
timer
3:00

Slide 13 - Tekstslide

Tim pakt limonade, omdat hij dorst heeft.
A
HZ + BZ
B
HZ + HZ
C
BZ + HZ

Slide 14 - Quizvraag

Ik heb buikpijn, maar ik ga toch naar school.
A
HZ + BZ
B
HZ + HZ
C
BZ + HZ

Slide 15 - Quizvraag

Zodra de wekker af is gegaan, sta ik op.
A
HZ + BZ
B
HZ + HZ
C
BZ + HZ

Slide 16 - Quizvraag

Stijn draagt de tas en James loopt met de hond.
A
HZ + BZ
B
HZ + HZ
C
BZ + HZ

Slide 17 - Quizvraag

Toen ik naar huis ging, regende het ontzettend hard, waardoor ik nat werd.
A
Hoofdzin + hoofdzin + Hoofdzin
B
Hoofdzin + Hoofdzin + Bijzin
C
Bijzin + Hoofdzin + Bijzin
D
Bijzin + Bijzin + Hoofdzin

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag!
maken blz. 152, opdracht 1 t/m 3

Klaar? Je mag proberen verder te werken, of kies iets uit de map 'klaar' op It's.

Slide 19 - Tekstslide