persoonlijke verzorging: het grote feitenspel over eten

• Pedagogisch werk
• MBO
• Studiejaar 1

1. Eten doe je alleen om het lichaam in stand te houden.

1. feit
2. fabel

2. In de mond wordt het eten alleen kleiner gemaakt, niet verteerd

1. feit
2. fabel

3. De lever heeft een zuiverende functie in het lichaam

1. feit
2. fabel

4. Voedingsstoffen zijn bestandsdelen van voedingsmiddelen die het lichaam nodig heeft, zoals koolhydraten

1. feit
2. fabel

5. De schijf van vijf schrijft voor wat ieder mens per dag moet eten

1. feit
2. fabel

6. De samenstelling van moedermelk past zich aan de behoefte van de baby aan.

1. feit
2. fabel

7. Poedermelk is onbeperkt houdbaar

1. feit
2. fabel

8. Een baby een fles geven moet je met rust en aandacht doen.

1. feit
2. fabel

9. Baby’s die moedermelk krijgen, hebben meestal geen last van darmkrampjes

1. feit
2. fabel

10. Baby’s kunnen vanaf 9 maanden vast voedsel verdragen

1. feit
2. fabel

11. Tussendoortjes als snoep en koek zijn nodig voor een peuter om zijn energie op peil te houden

1. feit
2. fabel

12. Iemand met een lactose- intolerantie kan de eiwitten van melk niet verteren

1. feit
2. fabel

13. Kleuters hebben ongeveer 1 liter vocht nodig

1. feit
2. fabel

14. Fruit verliest zijn vitamine als je het lang van te voren klaar maakt.

1. feit
2. fabel

15. Vanaf de basisschool kunnen kleuters zelf bepalen wat ze eten en hoeveel ze eten

1. feit
2. fabel

16. Reclame heeft een grote invloed op ons voedingspatroon

1. feit
2. fabel

17. De smaakontwikkeling van een baby ontwikkelt zich rond het eerste levensjaar.

1. feit
2. fabel

18. Tijdens een driftbui van een peuter moet je streng zijn en de baas zijn

1. feit
2. fabel

19. Je kunt allergisch zijn voor bijvoorbeeld gluten, koemelk, chocola en verschillende fruit soorten

1. feit
2. fabel

20. Pas vanaf de leeftijdsfase van een peuter is het belangrijk om hygiënisch te werken

1. feit
2. fabel