Paragraaf 2.1 Water

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Toetsweek

Toetsweek begint vanaf 12 februari

Toetsstof =  Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 2

Water

Paragraaf 1 : ijs, water en waterdamp

Deze les

Starten aan een nieuw hoofdstuk

-Leerdoelen

- Paragraaf 2.1

-Huiswerk

Leerdoelen 

Aan het einde van deze les kan de leerling;

•  Onderscheid maken tussen 3 fasen (deeltjesmodel)
•  Verschillende soorten neerslag benoemen.
• Het verschil tussen adhesie en cohesie uitleggen.

In welke vorm komt
water allemaal voor?

Fasen

Water kan net als veel andere stoffen voorkomen in drie toestanden:

Deze drie verschillende toestanden worden fasen genoemd.

Vaste stof: ijs

Vaste vorm; ijs

Sneeuw

Hagel

Rijp

Vloeistof: water

Vloeistof; water

Regen

Mist

Dauw

Gas: waterdamp 

Gas; waterdamp

Waterdamp kan je eigenlijk niet zien. 

Het is een onzichtbare gas in de lucht. 

Pas bij een faseovergang kom je er achter dat er waterdamp is. (Dat zag je op de afbeelding)

Vast

Vloeibaar

Gas

Zeewater

Sneeuw

Waterdamp

Mist

Hagel

Regenwater

ijsklontje 

Het deeltjesmodel

- Alle stoffen bestaan uit moleculen.

- Alle moleculen bewegen.

MAAR

Hoe bewegen de moleculen in de verschillende fasen? 

Aan de hand van het deeltjesmodel kunnen we dit zien.

Het deeltjesmodel

Vast

- alle moleculen trillen op een vaste plek. 

Daarom heeft ijs ook een vaste vorm en volume.

Vloeibaar

- alle moleculen  bewegen door elkaar maar blijven wel bij elkaar in de buurt. Ze hebben geen vaste plek.

Daarom heeft een waterdruppel ook geen vaste vorm.

Gas

- alle moleculen bewegen los van elkaar. Ze bewegen kris kras door elkaar heen waardoor de onderlinge afstand groot is. 

Daarom heeft een gas geen vaste vorm en volume.  

IJs heeft een vaste vorm. Waterdamp heeft geen vaste vorm.

Geef met behulp van het deeltjesmodel hiervoor een verklaring.

Kristallen 

Vast water bestaat uit kristallen. 

Bij sneeuw levert dit ook mooie vormen op. 

Cohesie en Adhesie 

Cohesie (aantrekkingskracht)

Cohesie = moleculen van dezelfde stof trekken elkaar aan. 

Voorbeeld: de waterdruppels trekken elkaar aan. 

Adhesie (aantrekkingskracht)

Adhesie = moleculen van verschillende stoffen trekken elkaar aan. 

Voorbeeld: De waterdruppel blijft aan de kraan hangen.

Wat zien we hier?

1. Cohesie
2. Adhesie

Wat zien we hier?

1. Cohesie
2. Adhesie

v.s.

Cohesie = twee dezelfde blauwe stoffen

Adhesie = twee verschillende stoffen (groen en blauw)

Aantrekkingskracht tussen;

Afsluting les 4 

Huiswerk: lezen paragraaf 1 van hoofdstuk 2 

Schrijf voor jezelf de belangrijkste begrippen op.

Tot woensdag!