Klas 3 gymn Freitag, den 21. Januar 2022

Freitag, den 21. Januar 2022
  • Willkommen
  • Nachsehen Hausaufgaben
  • Ziele dieser Unterrichtsstunde
  • Üben Grammatik
  • Lesen: Politik die Bundesländer
  • Leesboekje -> boektoets
  • Hören
  • Hausaufgaben
  • Zum Schluss
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Freitag, den 21. Januar 2022
  • Willkommen
  • Nachsehen Hausaufgaben
  • Ziele dieser Unterrichtsstunde
  • Üben Grammatik
  • Lesen: Politik die Bundesländer
  • Leesboekje -> boektoets
  • Hören
  • Hausaufgaben
  • Zum Schluss

Slide 1 - Tekstslide

Nachsehen Hausaufgaben:
Aufgabe 17.1 Seite 133
Aufgabe 17.4 Seite 137
Stencil W5 en W10

Slide 2 - Tekstslide

Ziele Unterichtsstunde
  • Oefenen voor GP.
  • Beantwoorden van vragen na het lezen van een tekst.

Slide 3 - Tekstslide

Der Mann ist krank geworden.
Der Arzt hat .... ein Rezept gegeben.

Slide 4 - Open vraag

Das Mädchen hat heute Geburtstag.
Wir haben für ... ein Geschenk gekauft.

Slide 5 - Open vraag

Diese Ferienwohnung ist sehr schön.
Ich habe .... reserviert für den Sommer.
Vul het juiste persoonlijk vnw. in.

Slide 6 - Open vraag

Meine Freundin und ich fahren in den Urlaub.
.... fahren mit einem Auto.
Vul het juiste persoonlijk vnw. in.

Slide 7 - Open vraag

In dies.... modern.... Krankenhaus(o) soll es d.... krank.... Patienten (mv) schnell besser gehen.

Slide 8 - Open vraag

Ich sehe den Wagen. Ich sehe .... .
Vul het juiste persoonlijk vnw. in.

Slide 9 - Open vraag

Die gesund.... Butterbrote (mv) d... cool... Schülers (m) hat sein... Mutter für ... (hem) gemacht.

Slide 10 - Open vraag

Politik: die Bundesländer
Aufgabe 17.2
Seiten 133-136

Slide 11 - Tekstslide

Leesboekje
Leesboektoets voor de voorjaarsvakantie:
  • Multiple choice vragen.
  • Open vragen.
  • Eventueel aanvulling met andere onderdelen.

Slide 12 - Tekstslide

Hören:    
Aufgabe 3.2    Seite 104
Lees de eerste vraag goed door.

Aufgabe 4.1 Hörcomic        Seite 108
Textbuch Seite 38
  • Maken 4.1 A
  • Lezen 4.1 B
-> daarna gezamenlijk luisteropdracht 14.1C
timer
1:00

Slide 13 - Tekstslide

Hausaufgaben:
Lernen:      Wörterliste A Seite 50 Textbuch

Machen:
  • Aufgabe 17.2   Seiten 133-136
->Lezen boekje voor boektoets

Slide 14 - Tekstslide

Zum Schluss

Slide 15 - Tekstslide

Vervoegen van werkwoorden tegenwoordige tijd:
  • Ezelsbruggetje vervoegen? Hoe bij sis-klanken?
  • Vervoegen van werkwoorden met stam op d/t.
  • Wat zijn Modalverben?
  • Wat betekenen de Modalverben in het Nederlands?
  • Hoe gaat het vervoegen van de Modalverben?
  • Hoe gaat het vervoegen van möchten? Wat is er anders bij möchten dan bij werkwoorden met stam op d/t?

Slide 16 - Tekstslide

Modalverben: 
Modale hulpwerkwoorden (modalverben) zijn hulpwerkwoorden die extra betekenis aan het hoofdwerkwoord toevoegen. Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn zullen, kunnen, mogen, moeten, willen. 

Als je bijvoorbeeld zegt: 'Petra kan zwemmen', zeg je eigenlijk dat Petra in staat is om te zwemmen (ze verdrinkt niet in water). Dat heeft natuurlijk een hele andere betekenis dan 'Petra zwemt', een zin zonder modaal hulpwerkwoord.

In het Duits zijn er ook modale hulpwerkwoorden (modalverben) zoals bijvoorbeeld: willen, können, müssen, mögen, sollen en dürfen. 

Slide 17 - Tekstslide

Betekenis Modalverben:

dürfen = mogen, toestemming hebben

können = kunnen, in staat zijn tot

mögen = houden van, lusten, aardig vinden
müssen = moeten/noodzaak -> het kan niet anders
Betekenis Modalverben:

sollen = moeten/bevel, wil van een ander

wollen = willen

wissen = weten

möchten = zou graag willen
(möchten andere vorm van mögen)

Slide 18 - Tekstslide

Vervoegen van de Duitse Modalverben:
De Duitse Modalverben verschillen in de tegenwoordige tijd in twee belangrijke opzichten van de gebruikelijke vervoeging van Duitse werkwoorden:
  1. de enkelvoudige personen (ich, du, er, sie, es) hebben een klinkerwisseling ten opzichte van het meervoud. Bv. 'ich kann' en 'wir können'.
  2. de 1ste (ich) en 3de persoon enkelvoud (er, sie, es) hebben géén uitgang. Bv. 'ich darf' én 'er darf' (dus niet 'darft!').

Slide 19 - Tekstslide

Uitzonderingen bij wissen en sollen
sollen -> geen klinkerwisseling bij: ich, du, er, sie, es, man

wissen -> bij ich, du, er, sie, es, man -> ss wordt β

Slide 20 - Tekstslide

Möchten
Stam eindigt op een t!!
Ezelsbruggetje: eindigt de stam op een d/t begint de uitgang altijd met een e. Deze regel geldt ook voor möchten, maar.....

Uitzondering op uitgang:
bij er/sie/es/man → niet et    → e    als uitgang
er/sie/es/man möcht                   (er/sie/es/man antwortet)

Slide 21 - Tekstslide

Wörterliste A
Bespreken Wörterliste A

  • Hoe heb je voor de laatste GP geleerd?
  • Wat zijn aandachtspunten?
  • Wat doe je met tips die er gegeven worden tijdens de les?

Slide 22 - Tekstslide

Hören:    Aufgabe 3.2


Lees de eerste vraag goed door.

Slide 23 - Tekstslide