Bedrijfseconomie Elementair lesweek 5 en 6Indeling kostensoorten

Bedrijfseconomie 
Lesweek 5
1 / 75
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 75 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Bedrijfseconomie 
Lesweek 5

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De koers is gedaald met 5% en
A

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

lesweek 4 en 5
Indeling kostensoorten

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga je leren?

Ga je kennismaken met diverse bedrijfskosten. 
Ga je leren welke kostensoorten er precies zijn en kun je de berekeningen maken
Leer je kostensoorten indelen in verschillende groepen. 



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Agenda
Lesweek 4
De kosten van de grond
Kosten van grond- en hulpstoffen
Kosten van arbeid
Lesweek 5
Kosten van arbeid





Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke kostencategorieën zijn er?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

categoriale kostenindeling

Een veel gebruikte indeling van de kostensoorten is:



De kosten van de grond
Kosten van grondstoffen, hulpstoffen en voorraad
Kosten van arbeid
Kosten van duurzame bedrijfs- en productiemiddelen
Kosten van diensten van derden
Kosten van belastingen

Kosten van vermogen/financieren

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijfskosten
De kosten van de grond

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke begrippen ken jij die te maken hebben met grond?

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Welke belasting betaal je bij de (zakelijke) aankoop van een stuk grond?
A
Overdrachtsbelasting
B
Onroerende zaakbelasting
C
BTW

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande ondernemingen behoren tot de extractieve bedrijven?
A
Tesla
B
Gamma
C
Shell
D
Nike

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand die een stuk grond koopt met als doel het met winst te verkopen is
A
Verhuurder
B
Belegger
C
Pachter

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak over aankoop van grond is juist
A
Als je grond aankoopt, is dat een kostenpost en geen investering
B
Als je grond aankoopt, betaal je pacht.
C
Als je grond aankoopt, is dat een investering en geen kostenpost

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen en theorie
Z

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kosten grond koop
De grond waarop gebouwen staan brengt kosten met zich mee. 
Indien je de grond gekocht hebt:
Afsluitkosten bij de notaris
Kosten van lenen van geld
Belastingen
bewerkingskosten
Kosten van onderhoud
Let op: de aankoop van de grond zelf (de »investering) is geen kosten!


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kosten grond huur
Indien je grond huurt of pacht:
Huursom of pachtsom (vergoeding)
Soms belastingen
Bewerkingskosten
Kosten van onderhoud
Kosten voor het afsluiten van de overeenkomst

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd?
Je weet nu welke kosten er zijn voor grond en kunt deze berekenen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kosten van grondstoffen, hulpstoffen en voorraad

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grondstoffen en hulpstoffen

Slide 23 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Grondstofkosten
Inkoopprijs
Bestelkosten
Vervoerskosten
Opslagkosten

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De zogeheten drie R’s:

Ruimtekosten (de voorraad moet bewaard worden en dus opgeslagen)

Rentekosten (als je voorraad koopt doe je dat met geleend geld of met je eigen geld. Hierover betaal je rentekosten)

Risico (goederen kunnen incourant worden, beschadigen, gestolen worden of over datum raken)


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kost grondstof
Afval en verspilling
Afval = meer verbruik dan uiteindelijk in het product 

Verspilling = door fouten in het productieproces

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nettoverbruik en brutoverbruik
Bruto = inclusief afval

Netto = uiteindelijk in het product

Afval = verschil tussen bruto- en nettoverbruik

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afval?
Mogelijkheden?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Theorieboek pagina 51

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd?
Ken je de indeling van kosten 
Ken je kosten van grond
Ken je de kosten van grondstoffen, hulpstoffen en voorraad  en kun je deze berekenen

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiding en huiswerk




Zie planning teams
Kennis- en routinevragen H3

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les
Leer je de kosten arbeid en kun je deze berekenen

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EduCheats
Voor volgende les maken opdracht BE kosten van de grond

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les
Leer je de kosten van vermogen en kun je deze berekenen
Leer je de kosten van diensten van derden en kun je deze berekenen

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiding en huiswerk




Zie planning teams
EduCheats

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerkopdracht 
Maken opdrachten EduCheats solvabiliteit en liquiditeit voor maandag 6 september
Voorbereiding vrijdag 10 september rentabiliteit en cashflow
Bespreking lesweek 2




Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga je leren?

Leer je de kosten van vermogen en kun je deze berekenen
Leer je de kosten van diensten van derden en kun je deze berekenen

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Agenda
Lesweek 5
De kosten van de grond
Kosten van vermogen
Kosten van diensten van derden
Lesweek 6
Kosten van belastingen
Kosten van duurzame bedrijfs- en productiemiddelen
Kosten van grondstoffen, hulpstoffen en voorraad
Kosten menselijke arbeid



Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kosten van vermogen

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Stel een ondernemer leent € 10.000 gedurende een periode van 4 jaar. Aan het eind van elk jaar lost hij € 2.500 af en betaalt hij ook de tot dan verschuldigde rente. De »financierder brengt naast rentekosten ook éénmalig € 250 kosten in rekening voor het afsluiten van de lening. De financierder brengt 4% in rekening over de openstaande schuld.

 

a). Hoeveel rente betaalt hij per jaar afzonderlijk en in totaal.
b). Hoeveel bedragen de financieringskosten in totaal.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijfseconomie 
Lesweek 7

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga je leren?
Leer je de kosten van diensten van derden en kun je deze berekenen
Leer je de kosten van belastingen en kun je deze berekenen
Leer je de kosten van duurzame bedrijfs- en productiemiddelen en kun je deze berekenen
Leer je de kosten vangrondstoffen, hulpstoffen en voorraad en kun je deze berekenen
Leer je de kosten van kosten menselijke arbeid en kun je deze berekenen



Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Agenda
Lesweek 6
De kosten van de grond
Kosten van vermogen
Lesweek 7 en 8
Kosten van diensten van derden
Kosten van belastingen
Kosten van duurzame bedrijfs- en productiemiddelen
Kosten van grondstoffen, hulpstoffen en voorraad
Kosten menselijke arbeid



Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kosten van diensten van derden

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Outsourcen?



Veel ondernemingen concentreren zich tot hun core business. Zo is een supermarktketen goed in de verkoop van dagelijkse consumptiegoederen. Van automatisering hebben ze echter minder verstand. Daarom besteden ze dit uit (outsourcen).

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun je outsourcen?

Slide 51 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden
Automatisering
Schoonmaak
Transport
administratie
Verzekeren

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe werkt een verzekering?

Slide 53 - Tekstslide

Bij een verzekering betaal je éénmalig of elke maand een bedrag. Als er dan iets gebeurt kun je geld van de verzekering krijgen. Op deze manier verzeker je jezelf dat je geen financieel risico loopt.
Zoek naar de drie belangrijkste zakelijke verzekeringen

Slide 54 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke verzekeringen voor ondernemers
Arbeidsongeschiktheidsverzekering
Bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering
Beroepsaansprakelijkheidsverzekering
Rechtsbijstandverzekering
Inventarisverzekering
Transportverzekering
Voorraadverzekering
Pensioen

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij een verzekering draag jij het risico over aan een andere partij. In ruil hiervoor moet je een premie betalen.


Het bedrijfspand van een ondernemer heeft een waarde van 10 miljoen euro. Als dit pand door een brand totaal verwoest wordt, loopt de onderneming een groot risico. Zo groot, dat de onderneming hierdoor failliet kan gaan. Dit risico kan en wil de ondernemer niet lopen.
Daarom sluit hij een verzekering af.
De verzekeringspremie is 0,6 ‰. De poliskosten, een mooi woord voor administratiekosten voor het opstellen van de polis, bedragen € 50. Poliskosten betaal je alleen het eerste jaar.
De assurantiebelasting bedraagt 21%. 
Bij verzekeringen betaal je in plaats van btw assurantiebelasting

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Berekening

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd?
Ken je de indeling van kosten 
Ken je de kosten van grond en kun je deze berekenen
Ken je de kosten van vermogen en kun je deze berekenen
Ken je de kosten van diensten van derden en kun je deze berekenen

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende lesweek

Leer je de kosten van belastingen en deze te berekenen
Leer je de kosten van Kosten van duurzame bedrijfs- en productiemiddelen en deze te berekenen
Leer je de kosten van Kosten van grondstoffen, hulpstoffen en voorraad en deze te berekenen
Leer je de kosten van menselijke arbeid en deze te berekenen


Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerkopdracht 
Theorie  doornemen en maken opdrachten kosten grond, vermogen en diensten van derden EduCheats





Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiding en huiswerk




Zie planning teams
EduCheats

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga je deze week leren?
Leer je de kosten van belastingen en deze te berekenen
Leer je de kosten van Kosten van duurzame bedrijfs- en productiemiddelen en deze te berekenen
Leer je de kosten van Kosten van grondstoffen, hulpstoffen en voorraad en deze te berekenen
Leer je de kosten van menselijke arbeid en deze te berekenen

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Agenda
Lesweek 5
De kosten van de grond
Kosten van vermogen
Kosten van diensten van derden
Lesweek 6
Kosten van belastingen
Kosten van duurzame bedrijfs- en productiemiddelen
Kosten van grondstoffen, hulpstoffen en voorraad
Kosten menselijke arbeid



Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opfrissen

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Iemand leent 100.000 en betaalt dit in vijf jaarlijkse bedragen terug. Het rentepercentage bedraagt 5%.

Hoeveel bedraagt de aflossing in jaar 5
A
€ 20.000,-
B
€ 21.000,-
C
€ 1.000,-
D
€ 0,-

Slide 66 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De formule (K x P x T) / 100 gebruik je voor:
A
berekenen van de rentekosten op jaarbasis
B
berekenen van de rentekosten op kwartaalbasis
C
berekenen van de rentekosten op maandbasis
D
berekenen van de rentekosten op dagbasis

Slide 67 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak over onroerende zaakbelasting is correct?
A
De onroerende zaakbelasting is een soort btw op grond
B
De onroerende zaakbelasting is een gemeentelijke belasting
C
De onroerende zaakbelasting is een landelijke belasting

Slide 68 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je de schoonmaakt aan een ander bedrijf overlaat dan is dat:
A
Afsluiten van een verzekeringsovereenkomst
B
Geen voorbeeld van uitbesteden
C
Een voorbeeld van outsourcen

Slide 69 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak over assurantiebelasting is juist:
A
Assurantiebelasting betaal je over het verzekerd bedrag onder aftrek van de kosten
B
Assurantiebelasting betaal je over het verzekerd bedrag
C
Assurantiebelasting betaal je over het verzekerd bedrag verhoogd met kosten

Slide 70 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kosten van belasting

Slide 71 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van landelijke niveau:
Voorbeelden van landelijke niveau:

Accijns
invoerheffingen
Motorrijtuigenbelasting
assurantiebelasting
Overdrachtsbelasting

Slide 72 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van lokaal niveau (gemeente) zijn er kostprijsverhogende belastingen:

WOZ (Wet onroerende zaakbelasting).
Voor bedrijven geldt zowel de eigenaar als de gebruiker hiermee te maken krijgt.
Omgevingsvergunning
Precario
Rioolheffing
Afvalstoffenheffing

Slide 73 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer iets tot de vaste activa behoort, krijg je te maken met drie verschillende soorten kosten:

Afschrijvingskosten
Dit is de waardevermindering van een duurzaam productiemiddel.

Rentekosten
Als je geld leent betaal je daar rentekosten over. Heb je het productiemiddel met eigen geld betaald, loop je over dat bedrag rente mis.

Complementaire kosten
Dit zijn bijkomende kosten. Denk aan onderhoudskosten, verzekeringen.

Slide 74 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EduCheats
Voor volgende les maken opdracht BE kosten van diensten van derden, belastingen en grondstoffen

Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies