Fictie ruimte en tijd

Fictie 
tijd en ruimte
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fictie 
tijd en ruimte

Slide 1 - Tekstslide

Wat is fictie?
Verhalen die je willen vermaken door spannende, romantische, droevige, griezelige of grappige gebeurtenissen. Ze nemen je mee naar een niet bestaande wereld of naar een andere tijd. Die verzonnen gebeurtenissen noem je fictie. 
Fictie is dus niet echt gebeurd. 

Slide 2 - Tekstslide

Ruimte
  • Ruimte als plaats: land, plaats, huis, kamer, gebouw, park, etc.
  • Sfeer in de ruimte: angstig, beklemmend, hoopvol, vreugdevol, etc.

Slide 3 - Tekstslide

Tijd

Slide 4 - Tekstslide

Vertelde tijd
De tijd die in een verhaal voorbijgaat, noem je de vertelde tijd.

De vertelde tijd in verhalen kan wisselen van slechts een paar uur tot tientallen jaren.

Slide 5 - Tekstslide

Chronologie

Een verhaal noem je chronologisch als de gebeurtenissen in het verhaal worden verteld in de volgorde zoals ze zich in werkelijkheid ook hadden afgespeeld.


Slide 6 - Tekstslide

 Flashback en Flashforward

Wanneer een personage terugblikt of vooruitblikt op een gebeurtenis spreek je van een flashback of flash-forward/vooruitwijzing. De gebeurtenis onderbreekt de loop van het verhaal. 




Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld flashback

"Twaalf jaar geleden is dokter Hogenstijn met een experimenteel onderzoek begonnen in opdracht van de regering. Het was een onderzoek naar DNA-manipulatie. Het doel was het integreren van gemodificeerd DNA-materiaal en computerhardware. Kunstmatige intelligentie. Nu, na twaalf jaar is dit doel bereikt. Dokter Hogenstijn heeft een monster geschapen." 

Slide 8 - Tekstslide

Historische tijd
In welke tijdsperiode speelt het verhaal zich af?
Tijdens de Tweede Wereldoorlog, in de Gouden Eeuw of in 1980...
Kijk naar:
  • Jaartallen
  • Kleding, gebruiken
  • Historische figuren, gebeurtenissen
  • Beschrijving ruimte van de tijd

Slide 9 - Tekstslide

Verteltijd
Hoe veel tijd heb je nodig om het verhaal te vertellen?
Dit wordt meestal uitgedrukt in het aantal pagina's of woorden.

Slide 10 - Tekstslide

Fictie is
A
Alles wat verzonnen is
B
Alles wat niet verzonnen is.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is fictie?

A
een krantenartikel
B
het boek 'Spijt' van Carry Slee
C
het dagboek van Anne Frank
D
de methode: 'Nieuw Nederlands'

Slide 12 - Quizvraag

De ruimte zorgt ervoor dat?
A
je de hoofdpersoon beter leert kennen
B
er een bepaalde sfeer ontstaat
C
je meer achtergrondinformatie krijgt

Slide 13 - Quizvraag

Wat is hier GEEN voorbeeld van ruimte in een verhaal?
A
het karakter van de hoofdpersoon
B
School
C
Stad
D
Italië

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de vertelde tijd?
A
De tijd die nodig is om een verhaal te lezen.
B
Het aantal pagina's.
C
De tijd die in het verhaal voorbijgaat.
D
Een jaar.

Slide 15 - Quizvraag

Leg uit wat het verschil is tussen verteltijd en vertelde tijd.

Slide 16 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met chronologische volgorde?

Slide 17 - Open vraag

Opdracht
Maak nu opdracht 3 op blz. 15 van je boekje

Slide 18 - Tekstslide