4 vwo economie 27 mei

Wat gaan we vandaag doen?
Herhalen theorie hoofdstuk 3 (t/m 3.17)
Nakijken 3.16 en 3.17
Invullen vragenlijst

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
Herhalen theorie hoofdstuk 3 (t/m 3.17)
Nakijken 3.16 en 3.17
Invullen vragenlijst

Slide 1 - Tekstslide

Bedrijfskolom
  • De weg die een product aflegt van grondstof 
tot eindproduct is voor te stellen met de 
bedrijfskolom. -->

  • Tussen de schakels van een bedrijfskolom
bevindt zich een markt

Slide 2 - Tekstslide

Specialisatie/Parallellisatie
  • Specialisatie: Een bedrijf stoot activiteiten af naar een andere bedrijfskolom.
  • Een kledingbedrijf dat alleen nog maar kinderkleding gaat verkopen.
  • Parallellisatie: Wanneer een bedrijf in verschillende bedrijfskolommen actief is.
  • Een dameskledingzaak gaat ook herenkleding verkopen.

Slide 3 - Tekstslide

Waar is hier sprake van?
Een fietsenwinkel gaat alleen nog maar e-bikes verkopen.
A
Differentiatie
B
Integratie
C
Parallellisatie
D
Specialisatie

Slide 4 - Quizvraag

Maken/kopen
  • (Verticale) Integratie: Als bedrijven meerdere schakels uit de eigen bedrijfskolom omvatten. De tussengelegen markten verdwijnen.
  • Differentiatie is het tegenovergestelde van integratie. Een productiefase wordt afgestoten.
  • Bijvoorbeeld een kledingconcern dat eerst stoffen maakte gaat deze nu inkopen in plaast van zelf maken.

Slide 5 - Tekstslide

Waar is hier sprake van?
Een groenteboer gaat zijn groente inkopen in plaats van zelf telen.
A
Differentiatie
B
Integratie
C
Parallellisatie
D
Specialisatie

Slide 6 - Quizvraag

Redenen voor integratie
  • Wegnemen van onzekerheid (als een bedrijf afhankelijk is van een grondstof)
  • Te hoge transactiekosten
  • Problemen tussen toeleverancier en fabrikant (dure, specifieke investering en dus verzonken kosten)

Slide 7 - Tekstslide

Transactie- en verzonken kosten
  • Transactiekosten zijn alle kosten die gemaakt moeten worden om een ruil tot stand te brengen en deze af te wikkelen
  • Verzonken kosten zijn kosten die niet meer zijn terug te verdienen als de productie stopt, omdat er geen andere gebruiksmogelijkheden zijn --> Berovingsprobleem of hold-upprobleem.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

afschrijving
waardevermindering van een duurzaam kapitaal goed.
Afschrijving = Aanschafprijs- restwaarde
                          levensduur


Slide 10 - Tekstslide

Constante & variabele kosten
Er zijn twee soorten totale kosten:
- Totale constante kosten (TCK): onafhankelijk van de productieomvang.
- Totale variabele kosten (TVK): afhankelijk van de productieomvang


Slide 11 - Tekstslide

Gemiddelde kosten per product
De gemiddelde kosten, zijn de kosten per product
  • GVK = TVK / q --> variabele kosten per product
in paragraaf 3.3. bespreken we drie soorten variabele kosten.

  • GCK = TCK / q --> constante kosten per product
--> Gemiddelde constante kosten per product dalen als de productie toeneemt.

Slide 12 - Tekstslide

(Gemiddelde) totale kosten
De variabele kosten en de constante kosten samen zijn de totale kosten
--> TK = TVK + TCK

De gemiddelde variabele kosten en de gemiddelde constante kosten zijn samen de gemiddelde totale kosten
--> GTK = GVK + GCK

Slide 13 - Tekstslide

TK = 0.5Q+500. Bij 50 stuks zijn de constante kosten per product.
A
€10
B
€25
C
€500
D
€1.250

Slide 14 - Quizvraag

Gegeven:
TCK = €25.000
GVK = €10
Bij een productieomvang van 10.000 stuks geldt:
A
GCK: €2,50 TK: €25.010
B
GCK: €2,50 TK: € 125.000
C
GCK: €25.000 TK: €25.010
D
GCK: €2.500 TK: €125.000

Slide 15 - Quizvraag

Proportioneel, progressief en degressief variabele kosten
  • Als de totale variabele kosten evenredig stijgen met de productie dan zijn de variabele kosten proportioneel variabel.
  • Variabele kosten die minder dan evenredig stijgen met de productie noemen we degressief variabel.
  • Variabele kosten die meer dan evenredig stijgen met de productie heten progressief variabel.


Slide 16 - Tekstslide

BEP
Een bedrijf heeft geen winst en geen verlies als de TO=TK
of als de GO=GTK
er is sprake van kostendekking.

Slide 17 - Tekstslide

Maximale winst
TW = TO-TK
totale winst =
de totale omzet - de totale kosten
Winst per product
GO-GTK
GO= prijs
GTK= kostprijs

Slide 18 - Tekstslide

Marginale analyse
MO = de extra opbrengsten bij uitbreiding van de productieomvang met 1 eenheid.
MK = de extra kosten bij uitbreiding van de productieomvang met 1 eenheid.
MW = de extra winst bij uitbreiding van de productieomvang met 1 eenheid.

Slide 19 - Tekstslide

Er worden 100 producten meer geproduceerd en verkocht. De winst stijgt met €750. Hoeveel is MW?
A
€5
B
€7,50
C
€50
D
€75

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag!
https://www.bsot.nl
Docentcode: FYX-982
Klas/Groep: 4V
Vul ook zeker iets in bij "opmerkingen"

Slide 23 - Tekstslide