Tussenwerpsels

tussenwerpsels
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

tussenwerpsels

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Uitleg over tussenwerpsels
- Voorbeeldzinnen 
- Quizvragen                        
- Terugblik: wat heb je geleerd?  
                

Slide 2 - Tekstslide

Theorie tussenwerpsel:
- Tussenwerpsel (interjectie): uitroepen of klanknabootsing
          -Verdelen in 4 verschillende groepen:
  • Bevestiging/Ontkenning: ja/nee
  • Uiting van emotie: au, bah, sorry
  • sociale contacten: hallo of goedenavond
  • Klanknabootsing: waf, toktok,tuut

- Sommige woorden kunnen als tussenwerpsel; ook als zn of bw
- Let op: woorden als miauwen, blaffen, kakelen of toeteren, die ook (dieren-) geluiden weergeven, zijn werkwoorden
- Sommige tussenwerpsels bestaan uit meerdere woorden: Aah, nee hè!


Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je een tussenwerpsel:
- voor of achter in de zin
- meestal van de rest gescheiden (,)
- vaak een uitroep of klanknabootsing (toktok)
- kunnen niet van vorm veranderen

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeldzinnen
  •   Au, je doet me heel erg pijn!
  • Jaja, dat zegt iedereen.
  • Ik kwam net de buurman tegen en hij zei: 'goedenavond'.
  • Miauw, hoorde ik net in het donkere steegje

Slide 5 - Tekstslide

Welk woord is in de onderstaande zin een tussenwerpsel?

De burgermeester zei tegen iedereen die langs liep 'goedenavond'.

A
zei
B
die
C
goedenavond
D
liep

Slide 6 - Quizvraag

Noem in de onderstaande zin het tussenwerpsel:

Elke keer als iemand langs loopt blaft mijn hond woefwoef.

Slide 7 - Open vraag

In welke zin staat een tussenwerpsel?

1. Helaas hebben we verloren.
2. Helaas, we hebben verloren.

Slide 8 - Open vraag

Welk woord in de onderstaande zin is een tussenwerpsel?

Bah, elke ochtend word ik wakker omdat mijn hond aan het blaffen is
A
Bah
B
blaffen
C
ochtend
D
ik

Slide 9 - Quizvraag

Schrijf op in welke zin een bw, zn en tw staat.
1. Heden, wat is hier gebeurd?
2. Meneer, neemt u heden deze vrouw als je wettige echtgenoot.
3. De film speelt niet in de romeinse tijd, maar in het heden.

Slide 10 - Open vraag

Wat heb je geleerd?
- In welke groepen tussenwerpsels verdeeld zijn
- Hoe je tussenwerpsels moet vinden
- Dat niet alle klanknabootsingen tussenwerpsels zijn
( werkwoorden)

Slide 11 - Tekstslide