Spelling laatste les

Spelling 
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spelling 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De docent (berekenen t.t.) morgen de totale kosten van het feestje.

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij (hebben t.t.) haar paard heel erg verwaardloosd.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Misschien (worden t.t.) ik morgen geopereerd.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Meneer van Dongera (zijn t.t.) een goede gymdocent.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De jongens (verven t.t.) hun haar.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nadat de film was afgelopen, (rennen v.t.) Roos naar huis.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn broer (fietsen v.t.) heel snel naar huis.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn ouders (snappen v.t. ) er helemaal niks van.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De hond (branden v.t.) zijn neus.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

au of ou?
Ik was dol op de boekjes over de kleine kab...ter.
A
au
B
ou

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

au of ou?
Je moet je antwoorden n...wkeurig opschrijven.
A
au
B
ou

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

au of ou?
Jij kunt echt goed dingen onth...den.
A
au
B
ou

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ei of ij?
Wij str..den om de hoofdprijs.
A
ei
B
ij

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Korte klanken

In sommige woorden hoor je een korte klank: a, e, i, o of u.


Bijvoorbeeld:
mep, map, mop
stem, stam, stom

Slide 16 - Tekstslide


Lange klanken
Soms hoor je een lange klank: aa, ee, oo, uu


Bijvoorbeeld:
slaap, mees, boos, vuur

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn allemaal korte klanken?
A
gat, dun, waar
B
bot, oor, fris
C
met, lap, vol
D
mis, muur, flap

Slide 18 - Quizvraag

Lange klanken:
A: waar
B: oor
D: muur
Wat zijn allemaal lange klanken?
A
mees, vraag, wordt
B
gaar, mis, Luuk
C
want, moord, blaar
D
muur, roos, laars

Slide 19 - Quizvraag

Korte klanken:
A: wordt (let op: er staat niet 'woord')
B: mis
C: want
Klankgroepen
1 klankgroep: droom > lange klank 

2 klankgroepen: loket (lo-ket) > lange & korte klank

3 klankgroepen: paraplu (pa-ra-plu) > lange klank 3x

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

i of ie?
We kregen hulp van de pol...tie.
A
i
B
ie

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

i of ie?
In de vakant... ga ik altijd kamperen.
A
i
B
ie

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

i of ie?
Ol...fanten hebben een goed geheugen.
A
i
B
ie

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Meervoud

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. Meervoud op -en
    stoelen, katten, beren

  2. Meervoud op -s
    vogels, toffees

  3. Meervoud op 's
    oma's

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoud - meervoud
De meeste zelfstandig naamwoorden kun je in enkelvoud 
en meervoud zetten. Bij het enkelvoud is er één van iets, 
bij het meervoud is er méér van iets.

Let op! Er zijn uitzonderingen, zelfstandig naamwoorden die geen meervoud hebben. Bijvoorbeeld melk, wiskunde, onweer, hersenen, jeans.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud op -en
Woorden die eindigen op een medeklinker
krijgen meestal -en in het meervoud.

Als het voor de uitspraak nodig is, verdubbel je 
de medeklinker of verenkel je de klinker.

kat - katten (niet: *katen), 
beer - beren (niet *beeren)

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud op -s
1. Als de laatste lettergreep geen klemtoon heeft, 
is het meervoud op -s.
Bijvoorbeeld: vó-gel - vogels, bé-zem - bezems

2. Ook woorden die eindigen op een klinker
krijgen in het meervoud -s
Bijvoorbeeld: niveau - niveaus, toffee - tofees 

Slide 28 - Tekstslide

Benadruk dat de lettergreepregel een uitzondering is op de regel voor het meervoud op -en.
Let op!
Eindigt een woord op een enkele 
a, i, o, u, y
dan krijgt het meervoud -'s.
Dat is nodig om de klank gelijk te houden. 

oma - oma's (niet: *omas)
baby - baby's (niet: *babys)

Slide 29 - Tekstslide

Benadruk dat de enkele 'e' hier niet tussen staat. Deze wordt aan het einde van een woord uitgesproken als stomme e en daar mag de -s direct achter. 
Bij sommige zelfstandig naamwoorden verandert een letter als je het meervoud schrijft:

muis - muizen
boef - boeven

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meervoudsvorm van het woord bureau?

Slide 31 - Open vraag

Het enkelvoud eindigt op een klinker (tweeklank).
Wat is de meervoudsvorm
van het woord avocado?

Slide 32 - Open vraag

Het enkelvoud eindigt op de enkele lange klinker 'o'.
Wat is de meervoudsvorm van het woord machine?

Slide 33 - Open vraag

Het enkelvoud eindigt op een klinker.
Wat is de meervoudsvorm
van het woord paardenbloem?

Slide 34 - Open vraag

Het enkelvoud eindigt op een medeklinker.
Wat is de meervoudsvorm van het woord dadel?

Slide 35 - Open vraag

Het enkelvoud eindigt op een medeklinker, maar de klemtoon ligt niet op de laatste lettergreep: dá-del. 
Uitzonderingen
Een aantal woorden houden zich niet aan de standaard meervoudsregels. 

Bijvoorbeeld: 
koe-koeien, kind-kinderen, museum-musea

Hier ga je in latere lessen mee oefenen.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

G, gg of ch?
Tijdens de Coronacrisis moet je proberen niet te veel te [ku en]
A
gg
B
g
C
ch

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

G, gg of ch?
Wij willen vandaag vle ten in ons haar.
A
gg
B
g
C
ch

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

G, gg of ch?
Mijn buurman is bru enbouwer.
A
gg
B
g
C
ch

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

G, gg of ch?
Ik heb een nieuws ierige moeder.
A
gg
B
g
C
ch

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Getallen
Schrijf je bijna altijd voluit, behalve bij maten, gewichten en grote ingewikkelde getallen.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lotte moet een ...... voor de toets halen.
A
acht
B
8

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor de cake heb je ......... gram boter nodig.
A
tweehonderd
B
200

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het cadeau voor Sven kostte ......
A
20 euro 30
B
twintig euro dertig
C
€ 20,30

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik vond de lessen spelling nuttig
😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Dit heb ik geleerd van de lessen spelling.

Slide 47 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies