Spelling 2: Herhaling basis grammatica

Welkom
Pak je laptop, zet hem aan en log in op LessonUp. 
Leg je boek en schrift klaar. 

                                                    Nederlands havo 4
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Pak je laptop, zet hem aan en log in op LessonUp. 
Leg je boek en schrift klaar. 

                                                    Nederlands havo 4

Slide 1 - Tekstslide

Spelling
Doel: ik kan zinnen ontleden: ow, pv, wwg 

Doel: ik kan werkwoorden  juist spellen door het toepassen van de juiste regel

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling zinsontleding; wwg, ond, lv, mv, bwb


Doelen:
*Je kunt een zin in zinsdelen verdelen.
*Je kunt de zinsdelen wwg, ond, lv, mv en bwb benoemen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg)?
A
Het eerste werkwoord van een zin.
B
Alle werkwoorden samen in een zin.
C
Het laatste werkwoord van een zin.

Slide 5 - Quizvraag

Het onderwerp (ond) kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
Wie of wat?
B
Wie of wat + persoonsvorm?
C
Wie of wat + werkwoordelijk gezegde?
D
Wie of wat + lijdend voorwerp?

Slide 6 - Quizvraag

Het lijdend voorwerp (lv) kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
Wie of wat + wwg + ond?
B
Wie of wat + wwg?
C
Wie of wat + mv?
D
Aan wie of wat?

Slide 7 - Quizvraag

Zinsdelen benoemen
  1. Persoonsvorm                        (verander de tijd )
  2. Zinsdeelstrepen                    (alles dat voor de pv kan, is een zinsdeel)
  3. Werkwoordelijk gezegde   (alle werkwoorden in de zin)
  4. Onderwerp                               (wie of wat + wwg?)
  5. Lijdend voorwerp                  (wie of wat + wwg + ond?)
  6. Meewerkend voorwerp      (aan wie of voor wie + wwg + ond + lv?)
  7. Bijwoordelijke bepaling      (alle zinsdelen die overblijven)

Slide 8 - Tekstslide

Oefeningen

Slide 9 - Tekstslide

Zet de stappen van de zinsontleding in de juiste volgorde.
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Zinsdelen strepen zetten.
Persoonsvorm zoeken.
Gezegde bepalen.
Onderwerp zoeken.
Lijdend voorwerp zoeken.
Meewerkend voorwerp zoeken.
Bijwoordelijke bepaling(en) benoemen.

Slide 10 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De buurman 
wilde
gisteren
het vogelhuisje
in de boom
hangen.

Slide 11 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend
voorwerp
meewerkend
voorwerp
bijwoordelijke
bepaling
Ze
heeft
 dit jaar
een mooi cadeau 
voor haar vader
gemaakt.

Slide 12 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Ze
feliciteerde
hem
met zijn verjaardag. 

Slide 13 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend voorwerp
ww gezegde
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De auto van mijn vader
is
afgelopen zomer
helaas
niet
goedkeurd.

Slide 14 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend voorwerp
ww gezegde
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Morgen
gaat
het kleine meisje
bij haar oma
logeren.

Slide 15 - Sleepvraag

Leuk, die zinsontleding en die oefeningen, maar waarom zou ik eigenlijk leren ontleden?

Als je weet hoe een zin is opgebouwd, dan kan je de betekenis makkelijker achterhalen. Ook is de spelling van sommige woorden afhankelijk van hun plaats in de zin.

Als je een andere taal dan het Nederlands moet leren, is kennis van ontleden ook heel handig. Je kan dan gebruik gaan maken van de overeenkomsten tussen talen.

Slide 16 - Tekstslide


Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.

De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 17 - Quizvraag


Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?

De persoonsvorm is:
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt

Slide 18 - Quizvraag

Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?

Slide 19 - Open vraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

De jongen heeft geen zin in school.
A
zin
B
de jongen
C
geen
D
heeft

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Ik loop naar beneden.
A
ik
B
naar
C
loop
D
beneden

Slide 21 - Quizvraag

In elke zin staat een lijdend voorwerp.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.
A
De postbezorger
B
De bestelling
C
De klant
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

Liza at twee stukken pizza.
A
Liza
B
pizza
C
twee stukken pizza
D
Er is geen lijdend voorwerp.

Slide 24 - Quizvraag

Waarom wil mijn oma altijd een zoen hebben?

[een zoen] is ...
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 25 - Quizvraag

Loop volgend jaar de marathon van New York.

[de marathon van New York] is ...
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 26 - Quizvraag

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?

[mijn scooter] is ...
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 27 - Quizvraag


Doelen:
*Je kunt een zin in zinsdelen verdelen.
*Je kunt de zinsdelen wwg, ond, lv, mv en bwb benoemen.

Slide 28 - Tekstslide


Ik wil graag zelf aan de slag!
Ik wil de opdrachten samen met de docent maken.

Slide 29 - Poll

Opdracht
  • Maak P3 opdracht 1, 2 en 7 (samen)
  • Klaar? Start met H8 P3 (3) en P4 (1,2,4,5)
  • Opfrissen? Uitlegdia's met audio kan je gebruiken


timer
10:00

Slide 30 - Tekstslide

Werkwoordspelling
persoonsvorm TT

ik/ je achter het ww                      ik-vorm                    loop (jij)
hij/zij/het/u/men                           ik-vorm + t              loopt
wij/zij/jullie                                       hele ww                   lopen

word, wordt, worden                    delete, deletet, deleten 

speel af

Slide 31 - Tekstslide

Werkwoordspelling
VD                   sterk = verandert van klank         kijk - gekeken
zwak = ge/be/ve(r) +  ik-vorm + d/t
1. hele ww, -en eraf             delet, klop, bloz, fiets, volleybal, rac
2. laatste letter in 'T SeXy FoKSCHaaP? ja - t,  nee - d
3. noteer ge/be/ve(r) +  ik-vorm + d of t

gedeletet, geklopt, gebloosd, gefietst, gevolleybald, geracet

speel af

Slide 32 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Overige:
  • onvoltooid deelwoord: hele ww + d                   lopend, fietsend
  • bijvoeglijk naamwoord: zo kort mogelijk         vergrote foto
  • gebiedende wijs, eis: ik-vorm                              loop, fiets!


  • infinitief, hele werkwoord: zie woordenboek


speel af

Slide 33 - Tekstslide

Leerdoelen Spelling

Slide 34 - Open vraag

Huiswerk
  • P3 minimaal 1, 2 en 7
  • Morgen: Leesautobiografie inleveren via Magister -opdrachten

Slide 35 - Tekstslide