4H 26 januari

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Vandaag

Jullie hebben tekst 3 gelezen op p. 274

Vandaag gaan we in de les samen naar de vragen kijken.

Hou je Nederlands boek bij de hand!

Formuleer drie kritisch vragen die je kunt stellen bij 'lezen' op grond van alinea 1 en 2.

Wat is de functie van de zin 'Lezen raakt steeds meer in de verdrukking.' (r. 13)?

Citeer een zin uit alinea 3-6 die deze zin verduidelijkt en ook een constatering is.

Hoe komt het dat nieuws vaker wordt gevolgd via nieuwssites en apps dan via een digitale krant (r. 26-27)?
Haal je antwoord uit de tekst!! Ga niet zelf speculeren!

CITEER het standpunt in alinea 8.

Met welk soort argument wordt dit ondersteund?

Wat voor soort vraag wordt gesteld in alinea 8?

1. directe vraag
2. retorische vraag
3. journalistieke vraag
4. anekdotische vraag

Tekst

Hoe is de opbouw van de argumentatie in alinea 8 t/m 14?

Centrale stelling

Hoofd-
argument

Aanbe-

veling

Gewenst gevolg

‘Sinds de jaren zeventig neemt de tijd die mensen aan lezen besteden af.’ (regel 37)

Zo bereik je voor hetzelfde geld een veelvoud aan lezers.

_{Besteed het geld dat nodig is voor het in stand houden van bibliotheken aan leesbevordering door boeken digitaal te verspreiden.}

Bibliotheken zijn onnodig geworden (dus schaf ze af).

Wat bedoelt de schrijver met de zin "Het is de vraag wat oorzaak is en wat gevolg" als het gaat over laaggeletterdheid? Baseer je op alinea 16. Gebruik max. 30 woorden.

Lees nu zelf tekst 4 en maak de laatste vragen daarbij zelf.

Stuur je antwoorden naar me op.

Maandag bespreken we die.