V5: grammaire chapitre 1

Le cours de français
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Le cours de français

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le programme d'aujourd'hui
Révision de la grammaire

- Grammaire A: pronom relatif
- Grammaire B: 4 verbes réguliers
- Grammaire C: futur simple & conditionnel

BUT DU COURS: tu comprends la grammaire pour le test

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betrekkelijk voornaamwoord
Een betrekkelijk voornaamwoord verbindt een hoofdzin met een betrekkelijke bijzin. 

Zij is een vrijwilliger die veel geld inzamelt voor dieren.
Elle est une bénévole qui a récolté beaucoup de fonds.

Ik werk voor een goed doel dat ik leuk vind.
Je travaille pour une bonne cause que j’aime beaucoup.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wanneer gebruik je qui?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

wanneer gebruik je que?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Betrekkelijk voornaamwoord
In de bijzin heeft qui de functie van onderwerp.
Elle est une bénévole qui a récolté beaucoup de fonds.


In de bijzin heeft que de functie van lijdend voorwerp.
Je travaille pour une bonne cause que j’aime beaucoup.


Kijk naar het 1e woord van de bijzin.
Is dit een werkwoord? Dan gebruik je qui.
Is dit een onderwerp? Dan gebruik je que.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wanneer gebruik je dont?

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Petit exercice
Louise est la fille ____ j'aime beaucoup.
C'est le film _______ on a parlé hier.
Le train _______ nous avons pris allait à Paris.
Vous avez besoin de ce livre ? Oui, c'est le livre _____ j'ai besoin.

Slide 8 - Tekstslide

Exercice 10a!!
Grammaire B: verbes réguliers
Werkwoorden op -cer (commencer) krijgen een ç vóór de klinkers a en o : nous commençons
Werkwoorden op -ger (partager) krijgen een extra e na de g vóór de klinkers a en o : je partageais
Werkwoorden op -eter (jeter) krijgen medeklinkerverdubbeling of een accent grave (acheter) vóór een e die niet uitgesproken wordt : tu jettes, il achète
Kunnen vervoegen in de présent, passé composé, imparfait, futur simple & conditionnel. Rijtjes uitschrijven in je schrift! (Page 4 référence!)

Slide 9 - Tekstslide

Geldt ook voor andere soorten werkwoorden. Zie référence page 4!
Nous (partager, présent) ____________ toujours nos vêtements.
A
partagons
B
partageons

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Il (acheter, présent) ____________ des fruits au marché.
A
achète
B
achete
C
achetes

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tu (commencer, passé composé) ____________ tes devoirs déjà ?
A
as commençé
B
as commencé
C
a commencé

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tu (feuilleter, présent) ___________ ce livre épais ?
A
feuillete
B
feuillettes
C
feuilletes
D
feuillette

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Si j'avais de l'argent, j'(acheter, conditionnel) __________ un nouveau jeans Levis
A
acheterai
B
acheterais
C
achèterai
D
achèterais

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ils (annoncer, futur simple) __________ une nouvelle série sur Netflix.
A
annonceront
B
annonçeront

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vous (jeter, imparfait) __________ le chewing-gum s'il vous plaît ?
A
jetiez
B
jetez
C
jettiez

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Les règles
Werkwoorden op -cer (commencer) krijgen een ç vóór de klinkers a en o.
Werkwoorden op -ger (partager) krijgen een extra e na de g vóór de klinkers a en o.
Werkwoorden op -eter (jeter) krijgen medeklinkerverdubbeling  of een accent grave (acheter) vóór een e die niet uitgesproken wordt.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Futur simple & conditionnel
De futur simple betekent de toekomende tijd. Je komt de futur simple veel in leesteksten tegen

De conditionnel betkent de onvoltooid verleden toekomende tijd. Je gebruikt de conditionnel uit beleefdheid, bij een voorwaarde of bij een veronderstelling.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Futur simple: zullen
Je maakt de futur simple door het hele werkwoord als basis te nemen en de vetgedrukte uitgangen erachter te zetten. Deze uitgangen lijken op de présent van het werkwoord avoir.

Je commencerai, tu commenceras, il commencera ....

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conditionnel: zouden
Je maakt de conditionnel door achter het hele werkwoord de uitgangen van de imparfait te zetten.

Je commencerais, tu commencerais, il commencerait etc....
 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Futur simple & Conditionnel
Regelmatige werkwoorden

Onregelmatige werkwoorden: 
avoir, être, vouloir, devoir, pouvoir, falloir.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Si.....
Si + voorwaarde (important!):
Bij bijzinnen die beginnen met si (als), en dus een voorwaarde aangeven, gebruik je verschillende tijden in de hoofd- en bijzin.

Si gevolgd door présent, krijgt futur simple in de hoofdzin:
 Si j’écoute mes parents, je n’aurai pas de problèmes.

Si gevolgd door imparfait, krijgt conditionnel in de hoofdzin: 
Si j’avais le temps, je ferais mieux mes devoirs.
                                                                                                                         

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Si j'étais riche, j'achèterais une grande voiture.
A
Deze zin klopt
B
Deze zin klopt niet

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Si je fais mes devoirs, je comprendrai mieux le français
A
Deze zin klopt
B
Deze zin klopt niet

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Si je suis en retard, je commencerais toujours à transpirer.
A
Deze zin klopt
B
Deze zin klopt niet

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Futur simple: vous serez à l'heure ?
A
Deze zin klopt
B
Deze zin klopt niet

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Conditionnel: nous voudrons un café s'il vous plaît.
A
Deze zin klopt
B
Deze zin klopt niet

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Conditionnel: dans l'intention de sauver l'environnement, il faudrait que les gens achetons des voitures électriques
A
Deze zin klopt
B
Deze zin klopt niet

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Apprendre la grammaire
Bekijk nog eens de PowerPoints op de ELO, maak de opdrachten uit je boek/ Grammaire Essentielle nog een keer en kijk ze na met de antwoordbladen die op de ELO staan.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vous avez des questions grammaticales?

À demain !

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies