Paragraaf 5.3 - Versneld / eenparig / vertraagd

Oefenvraag
Kjeld Nuis heeft het wereldrecord 500 m schaatsen in handen.
Hij reed toen zijn wedstrijd in 34s.
1. Bereken de gemiddelde snelheid in m/s.


2. Bereken de gemiddelde snelheid in km/h. 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Oefenvraag
Kjeld Nuis heeft het wereldrecord 500 m schaatsen in handen.
Hij reed toen zijn wedstrijd in 34s.
1. Bereken de gemiddelde snelheid in m/s.


2. Bereken de gemiddelde snelheid in km/h. 

Slide 1 - Tekstslide

5.3 Versneld – constant – vertraagd

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je kunt uitleggen wat er gebeurt met de snelheid bij eenparige, versnelde en vertraagde beweging
2. Je kunt de snelheid op elk moment van de beweging berekenen bij een eenparige beweging
3. Je kunt het afstand-tijddiagram van een eenparige, versnelde en vertraagde beweging herkennen en aflezen

Slide 3 - Tekstslide

Natuurkundigen verdelen bewegingen in verschillende soorten. Daarbij kijken ze vooral naar de snelheid: 
wordt de snelheid steeds groter, 
blijft ze de hele tijd gelijk of 
neemt ze steeds verder af?

Slide 4 - Tekstslide

De versnelde beweging
De versnelde beweging is een beweging waarvan de snelheid steeds groter wordt. 
Voorbeeld: een auto die begint met rijden nadat deze stilstond bij een stoplicht

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

De beweging met constante snelheid
De eenparige beweging is een beweging waarbij de snelheid steeds gelijk blijft.
Voorbeeld: een auto die op de snelweg constant 100 km/h rijdt (op cruise control)

De eenparige beweging wordt ook wel de constante beweging genoemd

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

De vertraagde beweging
De vertraagde beweging is een beweging waarbij de snelheid steeds omlaag gaat.
Voorbeeld: een auto die remt voor een stoplicht dat op rood staat

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wat ga je doen?
Optie 1: Maak 1 t/m 12 van blz. 33. NIET 9
Dit is huiswerk
Optie 2: Ga je PO afmaken

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

Een auto rijdt weg bij een verkeerslicht.
Wat voor beweging is dit?
A
een eenparige beweging
B
een versnelde beweging
C
een vertraagde beweging

Slide 18 - Quizvraag

Je moet op de fiets afremmen, omdat de spoorbomen dichtgaan.
Wat voor beweging is dit?
A
een eenparige beweging
B
een versnelde beweging
C
een vertraagde beweging

Slide 19 - Quizvraag

Een marathonloper rent met een constante snelheid.
Wat voor beweging is dit?
A
een eenparige beweging
B
een versnelde beweging
C
een vertraagde beweging

Slide 20 - Quizvraag

Hoe noem je een beweging waarvan de snelheid steeds groter wordt?
een ---------- beweging?

Slide 21 - Open vraag

Hoe noem je een beweging waarvan de snelheid niet verandert?
een ----------- beweging

Slide 22 - Open vraag

Hoe noem je een beweging waarvan de snelheid steeds kleiner wordt?
een --------- beweging?

Slide 23 - Open vraag

Een parachutist springt uit een vliegtuig en opent na vijf seconden zijn parachute.
a/ Wat voor soort beweging maakt hij in de eerste vijf seconden?
een --------- beweging

Slide 24 - Open vraag

b/ Wat voor soort beweging maakt hij als de parachute open is?
een --------- beweging

Slide 25 - Open vraag

Vlak voor de landing verandert de parachutist de snelheid.
c/ Wat voor beweging maakt hij dan?
een --------- beweging

Slide 26 - Open vraag

Sommige snelheden kun je veel beter schatten dan andere.
a/ Geef een voorbeeld van een snelheid die je goed kunt schatten.

Slide 27 - Open vraag

b/ Geef een voorbeeld van een snelheid die je heel moeilijk kunt schatten.

Slide 28 - Open vraag

c/ Leg uit waarom je die tweede snelheid zo moeilijk kunt schatten.

Slide 29 - Open vraag

Opdrachten maken
Wat: lees paragraaf 5.3 en maak de online opdrachten  
Hoe: helemaal stil! muziek mag in!  
Hulp: Geen  
Tijd:  ???? minuten lang  
Huiswerk: opgave 1 tm 11 van paragraaf 5.3 
Klaar?: ga bezig met een ander vak! 

Slide 30 - Tekstslide