Uitleg H5

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5 
Inhoud van dit hoofdstuk:
  • Werken als werknemer: Soorten overeenkomst, banen, wetten en alles over loon
  • Inkomen verdienen met een eigen bedrijf: soorten ondernemingen, Arbeidsmotieven en de productiesectoren
  • De arbeidsmarkt en de beroepsbevolking
  • De arbeidsmarkt en werkloosheid; soorten en wetten 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5 
Inhoud van dit hoofdstuk:
  • Werken als werknemer: Soorten overeenkomst, banen, wetten en alles over loon
  • Inkomen verdienen met een eigen bedrijf: soorten ondernemingen, Arbeidsmotieven en de productiesectoren
  • De arbeidsmarkt en de beroepsbevolking
  • De arbeidsmarkt en werkloosheid; soorten en wetten 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5 
 Par. 5.1 Aan de slag!
Begrippen:
Arbeidsovereenkomst: contract met afspraken tussen werkgever en werknemer
In de arbeidsovereenkomst staat welk soort baan, het aantal uren, de arbeidstijden en het brutoloon.
Arbeidsovereenkomst voor een bedrijfstak (bv. detailhandel) noemen we een CAO (Collectieve ArbeidsOvereenkomst)

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5 
Par. 5.1 Aande slag
Soorten banen:
Geschoolde baan= een opleiding is vereist bij dit werk
Ongeschoolde baan= geen opleidng vereist bij dit werk
Deeltijdbaan= Een baan waarbij je per week minder dan 36 uur  werkt
Voltijdbaan= Een baan waarbij je per week 36 uur of meer werkt.

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5 
Par. 5.1 Aan de slag
Vervolg soorten banen:
Vaste baan= arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (= er is geen einddatum, ontslaan van de werknemer is moeilijk)
Tijdelijke baan= arbeidsovereenkomst die eindigt op een afgesproken datum.

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5 
Par. 5.1 Aan de slag
vervolg soorten banen:
Flexibele banen: Uitzendwerk en oproepcontract
Uitzendwerk= vanuit het uitzendbureau komt er iemand werken. Het uitzendbureau ontvangt geld van het bedrijf dat gebruikt wordt om de uitzendkracht te betalen.
Oproepcontract= de werknemer komt alleen werken als er werk is, de echte gewerkte uren worden betaald.

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5 
Par. 5.1 Aan de slag
Proeftijd= een periode waarin de werkgever en de werknemer zonoder reden op elk moment kan stoppen met de arbeidsovereenkomst. 
Opzegtermijn= de periode dat er nog egwerkt moet worden nadat de arbeidsovereenkomst is opgezegd.
Op staande voet ontslaan= De werknemer wordt dan ontslagen wegens ernstige reden en de overeenkomst stopt direct.

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5 
Par. 5.1 Aan de slag
Arbowet (=arbeidomstandighedenwet) =in deze wet staan de regels zodat de werknemer veilige en gezonde omgeving kan werken. 
Arbeidstijdenwet= In de deze wet staan regels over de werktijden en rusttijden.
Inspectie SZW controleert of de werknemer en werkgever zich aan deze regels houden.

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5 
Par. 5.1 Aan de slag
In de arbeidsovereenkomst staat ook het brutoloon vermeld.
De werkgever betaalt jouw loonbelasting en jouw sociale premies en dat wat overblijft is het nettoloon. Het nettoloon wordt op jouw bankrekening bijgeschreven.
Iedereen vanaf 21 jaar heeft recht op een minimumloon.
Voor iemand onder de 21 jaar heeft recht op het jeugdminimumloon.

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5
Par 5.2 Een eigen bedrijf
Mensen werken omdat:
  • ze een inkomen willen (winst of loon)
  • om zinvol bezig te zijn
  • om in contact te komen met anderen
  • Om regelmaat in het leven te hebben
  • Om nieuwe dingen te leren.
Dit zijn de arbeidsmotieven.

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5
Par 5.2 Een eigen bedrijf
Sommige mensen willen niet werken voor een werkgever. Ze willen eigen baas zijn en starten een eigen bedrijf.
Mensen met een eigen bedrijf zijn ondernemer.
Ondernemers met personeel zijn werkgevers.
Een ondernemer kiest een rechtsvorm, je kiest wie de baas wordt en wie verantwoordelijk is voor de acties van het bedrijf.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5
Par 5.2 Een eigen bedrijf
De kenmerken van een eenmanszaak
- Een persoon is de eigenaar
- Eigenaar is hoofdelijk aansprakelijk: met zijn zakelijk en prive  vermogen
- Eigenaar kan personeel in dienst hebben

Slide 13 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5
Par 5.2 Een eigen bedrijf
De kenmerken van een VOF:
- Er zijn twee eigenaren
- Beiden zijn verantwoordelijk voor het hele schuldbedrag met zakelijk en prive vermogen
- Ze kunnen personeel hebben
-ze kunnen taken verdelen
- meer mogelijkheden om geld te lenen

Slide 14 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5
Par 5.2 Een eigen bedrijf
Kenmerken van een Besloten Venootschap (BV)
- De eigenaren noemen we aandeelhouders
- de namen van de eigenaren zijn bekend bij de notaris
- De aandelen worden alleen verkocht via de notaris
- De aandeelhouders krijgen een gedeelte van de winst (=dividend)
- De aandeelhouders zijn alleen het ingeelgde geld kwijt als bedrijf failliet gaat.
- De directeur is een werknemer en ontvangt salaris

Slide 15 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5
Par 5.2 Een eigen bedrijf
Kenmerken van een Naamloze Venootschap (NV)
- De eigenaren noemen we aandeelhouders
- De aandelen worden verkocht via de aandelenbeurs (verschil met BV) 
- De aandeelhouders krijgen een gedeelte van de winst (=dividend)
- De aandeelhouders zijn alleen het ingelegde geld kwijt als bedrijf failliet gaat.
- De directeur is een werknemer en ontvangt salaris

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5
Par 5.2 Een eigen bedrijf
De vier productiesectoren zijn:
  • Primaire sector (landbouw, veeteelt, bloementeelt, olie, visserij)
  • Secundaire sector (industrie, fabrieken)
  • Tertaire sector (commerciele sector): dienstverlening om winst te maken
  • Quartaire sector( Niet commerciele sector): organisaties die diensten verlenen maar geen winst willen maken

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5
Par 5.3 Actief op de arbeidsmarkt?
Arbeidsmarkt = het geheel van aanbod van arbeid en vraag naar arbeid.
Vraag --> de werkgelegenheid -->alle arbeidsplaatsen bij overheid + bedrijven
Aanbod--> Alle mensen tussen de 15 jaar en de pensioenleeftijf die werken of willen werken --> de beroepsbevolking 
Werkloosheid --> meer aanbod dan vraag --> meer beroepsbevolking dan werkgelegenheid

Slide 19 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5
Par 5.3 Actief op de arbeidsmarkt?
Algemene wet gelijke behandeling
In deze wet staat dat je mensen niet anders mag behandelen omdat ze van een ander geslacht zijn, ouder of jonger zijn, een ander ras hebben of een andere seksuele voorkeur hebben dan jij.

Slide 20 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5
Par 5.3 Actief op de arbeidsmarkt?
Arbeidsparticipatie (arbeidsdeelname)

Het procentuele gedeelte van de bevolking dat hoort bij de beroepsbevolking noemen we de arbeidsparticipatie ( arbeidsdeelname)
Berekening arbeidsparticipatie=
Beroepsbevolking : totale bevolking x 100%
 

Slide 21 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5
Par 5.3 Actief op de arbeidsmarkt?
Werken kun je in de :
formele sector (wit werk) --> Over je inkomsten betaal je loonbelasting en sociale premies.
Informele sector : Grijs en zwart werk. 
  • grijs werk --> je werkt maar krijgt geen loon zoals huishoudhulp en  vrijwillgerswerk
  • zwart werk --> je werkt, ontvangt loon maar betaalt geen belastingen.

Slide 22 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5
Par 5.4 Zonder werk?
Indien een werknemer zijn baan verliest, heeft hij recht op een uitkering.  Er zijn ook oorzaken waarom hij zijn baan heeft verloren. Daar gaat deze paragraaf over.
Iemand die werkloos wordt krijgt een bepaalde periode een WW-uitkering.
De voorwaarden om een ww-uitkering te krijgen zijn:
  • inschrijven bij het UWV
  • actief zoeken naar een nieuwe baan.
UWV= overheidsorganisatie die helpt bij het vinden van een nieuwe baan  

Slide 23 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5
Par 5.4 Zonder werk?
Werkloze kunnen we onderverdelen in:
  • geregistreerde werkloosheid, dit zijn de werkllozen die staan ingeschreven bij het UWV.
  • Verborgen werkloosheid: Werklozen die wel een baan zoeken maar niet staan ingeschreven bij het UWV.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5
Par 5.4 Zonder werk?
Soorten werkloosheid (1)
Er zijn de volgende soorten werkloosheid:
  • Conjucturele werkloosheid --> werklozen die worden ontslagen omdat bedrijven minder goederen verkopen omdat de bevolking minder koopkracht heeft. Als de koopkracht meer wordt, gaan mensen dus meer kopen en hebben de bedirjven de eerder ontslagen mensen weer nodig.

Slide 26 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5
Par 5.4 Zonder werk?
Soorten werkloosheid (2)
Structurele werkloosheid --> Werklozen omdat hun baan voor altijd is verdwenen. Oorzaken van deze structurele werkloosheid zijn:
  • Verouderde producten wordne bijna niet meer verkocht
  • Bedrijven gaan anders produceren, bv meer automatisering (robots)
  • Bedrijven gaan naar andere landen en komen niet meer terug

Slide 27 - Tekstslide

Uitleg KB 3 Hoofdstuk 5
Par 5.4 Zonder werk?
soorten werkloosheid (3)
  • Frictiewerkloosheid --> werklozen omdat ze net zijn ontslagen of net van school af zijn en even tijd nodig hebben om werk te vinden
  • Seizoenswerkloosheid --> werklozen die ontslagen zijn omdat er het bedrijf in dat gedeelte van het jaar dicht is.
  • Regionale werkloosheid --> in sommige gebieden zijn er meer werklozen omdat er in de regio is iets gebeurd of een slechte economie heeft.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video