F. Goede tijden, slechte tijden: conjuncturele verschijnselen

De bezettingsgraad is .......
A
productie/productiecapaciteit.
B
productiecapaciteit/productie.
C
afzet/productie.
D
productie/afzet.
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

De bezettingsgraad is .......
A
productie/productiecapaciteit.
B
productiecapaciteit/productie.
C
afzet/productie.
D
productie/afzet.

Slide 1 - Quizvraag

Welke stelling is goed of fout?
I. Conjuncturele werkloosheid is op te lossen door een vergroting van de overheidsbestedingen.
II. Bij overbesteding ontstaat meestal een ruime arbeidsmarkt.

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 2 - Quizvraag

De theorie van Keynes verklaart het ontstaan van ...I... werkloosheid, waarbij de hoogte van de lonen een rol speelt.
In deze theorie wordt vooral gekeken naar het ...II .... van het loon.

A
I = conjuncturele, II = kostenaspect
B
I = conjuncturele, II = koopkrachtaspect
C
I = structurele, II = koopkrachtaspect
D
I = structurele, II = kostenaspect

Slide 3 - Quizvraag

Welke stelling is goed of fout?
I. Het nationale inkomen is gelijk aan het nationale product van een land, omdat het de verdeling is van dat nationale product.
II. Als de productie groter is dan 85% van de productiecapaciteit, spreken we van overbesteding.

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 4 - Quizvraag

Twee beweringen over de conjunctuur.
I. Bij onderbesteding is er meer inflatie.
II. Bij overbesteding is er conjuncturele werkloosheid.
Welke bewering(en) is/zijn goed?

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 5 - Quizvraag


Twee beweringen over de conjunctuur.
I. Onderbesteding houdt in dat de bestedingen lager zijn dan de arbeidsproductiviteit.
II. Conjuncturele werkloosheid wordt veroorzaakt door te geringe effectieve vraag.
Welke bewering(en) is/zijn goed?

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 6 - Quizvraag

Op een krappe arbeidsmarkt is de werkloosheid ......a....... en hebben de lonen de neiging te ........b....... .
A
a = groot, b = stijgen
B
a = klein, b = stijgen
C
a = groot, b = dalen
D
a = klein, b = dalen

Slide 7 - Quizvraag


Twee beweringen over de conjunctuur.
I. Overbesteding houdt in dat de bestedingen groter zijn dan de productiecapaciteit.
II. Bij bestedingsevenwicht dalen de prijzen.
Welke bewering(en) is/zijn goed?

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 8 - Quizvraag

Op een ruime arbeidsmarkt is de werkloosheid ......a....... en hebben de lonen de neiging te ........b....... .
A
a = groot, b = stijgen
B
a = klein, b = stijgen
C
a = groot, b = dalen
D
a = klein, b = dalen

Slide 9 - Quizvraag

Welke stelling is goed of fout?
I. Onderbesteding leidt tot conjuncturele werkloosheid.
II. Wanneer het nationale product van een land met 5% daalt, gedurende 2 jaar, spreken we van een recessie.

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 10 - Quizvraag

Welke stelling is goed of fout?
I. Een belastingverlaging en een verhoging van de overheidsinvesteringen zijn beide goede maatregelen om conjuncturele werkloosheid te bestrijden.
II. Een toenemend saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans kan leiden tot afname van de conjuncturele werkloosheid.

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 11 - Quizvraag

Bij hoogconjunctuur zoals in 2007 in Nederland bestaat het anticyclisch overheidsbeleid uit: .....
A
het verlagen van de belastingen en bestedingen.
B
de belastingen verlagen of de overheidsbestedingen verhogen.
C
het verhogen van de belastingen en bestedingen.
D
het verhogen van de belastingen en het verlagen van de bestedingen.

Slide 12 - Quizvraag

Welke krantenkoppen duiden op structurele werkloosheid?
kop 1: BMW stopt productie van MINI's.
kop 2: Minder werkgelegenheid door teruglopende consumptie.
kop 3: Door internationale concurrentie minder productie in zonnecelfabriek.
kop 4: Automatisering leidt tot ontslag van 100 werknemers.

A
Kop 1 en kop 2.
B
Kop 2 en kop 3.
C
Kop 3 en kop 4.
D
Kop 1 , 3 en kop 4.

Slide 13 - Quizvraag


Welke stelling is goed of fout?
I. De bezettingsgraad is de verhouding tussen afzet en productie van een land.
II. Wanneer de effectieve vraag groter is dan de normale bezetting van de productiecapaciteit ontstaat bestedingsinflatie.

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer in een land het marktmechanisme vrij spel heeft, zullen bij een krappe arbeidsmarkt .....
A
.... de prijzen van de importproducten dalen.
B
.... de prijzen van de importproducten stijgen.
C
.... de lonen van de werknemers dalen.
D
.... de lonen van de werknemers stijgen.

Slide 15 - Quizvraag

Welke bewering is goed of fout?
I. Als de effectieve vraag kleiner is dan de trendwaarde van de productiecapaciteit, spreken we van onderbesteding, met als gevolg conjuncturele werkloosheid.
II. In het bestedingsevenwicht nemen de voorraadinvesteringen toe.

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 16 - Quizvraag

Welke bewering is goed of fout?
I. De effectieve vraag bestaat uit de particuliere consumptie, de particuliere investeringen en de overheidsbestedingen.
II. De productiefactor die het meest beschikbaar is bepaalt de productiecapaciteit.

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 17 - Quizvraag

Welke categorie of categorieën behoort of behoren niet tot de effectieve vraag?
A
Particuliere investeringen.
B
Export.
C
Overheids consumptie.
D
Import.

Slide 18 - Quizvraag


Twee beweringen.
I. Klassieke economen zien loon als kosten.
II. Keynesiaanse economen zien loon als koopkracht.
Welke bewering(en) is/zijn goed?

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 19 - Quizvraag

Twee beweringen over de overheid.
I. Overheid moet bij onderbesteding volgens Klassieke economen ingrijpen.
II. Overheid moet bij onderbesteding volgens Keynesiaanse economen de bestedingen verlagen.
Welke bewering(en) is/zijn goed?


A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 20 - Quizvraag