Lesweek 2 Basiscursus Schrijven 1.1 en 1.2 + Taalverzorging 2.1 Tegenwoordige tijd

Wat staat er op het programma?

Basiscursus schrijven:

1.1  Voorbereiden

1.2 Uitvoeren

2.1 Taalverzorging: Werkwoordspelling tegenwoordige tijd

Lesdoelen

• Je begrijpt wat een schrijfplan is.
  
• Je kent onderdelen uit een schrijfplan.
• Je weet hoe je rekening kunt houden met een doelgroep.
• Je maakt kennis met tekstdoelen.
• Je maakt oefent het bepalen van een onderwerp en deelonderwerpen.
• Je werkt je ideeën uit tot een samenhangende tekst.

• Je activeert je geheugen over werkwoordspelling tegenwoordige tijd.

Waarom moet je vooraf nadenken over wat je gaat schrijven?(voorbereiden)

Wat is een schrijfplan?

• Dit is een plan dat je maakt voordat je een tekst gaat schrijven. 
  
• In dit schrijfplan staat de indeling van je tekst (inleiding, middenstuk en slot), de deelonderwerpen en de korte inhoud per alinea. 
  
• In Teams staat het schrijfplan.

Bepaal vooraf het onderwerp van de tekst.

• Als je zelf een onderwerp mag kiezen, kies dan iets waar je wat van weet.
• Deel het onderwerp in in deelonderwerpen.

Het onderwerp in "Nieuwe ontwikkelingen in de mobiliteit". Welk deelonderwerp past hierbij?

Bepaal vooraf de doelgroep (voor wie je schrijft).

• Schrijf je voor klanten?
• Schrijf je voor een collega?
• Schrijf je voor je docent Nederlands?

De ene doelgroep heeft meer uitleg en makkelijkere taal nodig dan de andere doelgroep.

Bepaal vooraf het doel van de tekst. Wat wil je ermee bereiken?

• Wil je de lezer informatie geven? (informeren)
• Wil je del lezer iets uitleggen? (instrueren)
• Wil je de lezer jouw mening vertellen? (mening geven)
• Wil je dat de lezer jouw mening gaat overnemen? (overtuigen)
• Wil je dat de lezer iets gaat doen? (activeren)

Je krijgt de opdracht een tekst te schrijven over remmen. Welk deelonderwerp is het MINST geschikt?

1. Remconstructies
2. Onderdelen remsysteem
3. De ANWB slipcursus
4. Remvloeistof

Welke doelgroep is het meest passend bij de vorige deelonderwerpen? (remconstructies, onderdelen remsysteem, remvloeistof)

1. Docenten autotechniek
2. Studenten autotechniek
3. Klanten van een garagebedrijf
4. HRM-afdeling van Mobiliteit

Taalverzorging: wat aan we doen?

1. Wat weet je nog van vorig schooljaar over werkwoordspelling?
   
2. Twee aan twee: Maak twee zinnen voor de klas. Een zin om te oefenen met de tegenwoordige tijd. Een zin om te oefenen met de verleden tijd.
   
3. Zelfstandig aan de slag met opdrachten uit het boek: SCHRIJVEN 1.1 Voorbereiden, opdracht 3 en 4.
   

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd

1. Makkie, kom maar op!
2. Redelijk, ik maak af en toe een foutje
3. Niet zo goed, ik maak regelmatig een fout
4. Moeilijk, ik begrijp er niks van

werkwoordspelling tegenwoordige tijd

1. Hij bediend.
2. Hij bedient.

werkwoordspelling tegenwoordige tijd

1. Hij zaagd het hout.
2. Hij zaagt het hout.
3. Hij zaagdt het hout.

werkwoordspelling tegenwoordige tijd

1. De oude man verstuurt de brief.
2. De oude man verstuurd de brief.

SCHRIJVEN 1.1 Voorbereiden, opdracht 4

SCHRIJVEN 1.2 Uitvoeren, opdrachten 3 en 4

TAALVERZORGING 2.1 

Zelfstandig aan de slag

Nieuwe theorie

1.2 Basiscursus schrijven: Uitvoeren

Waar en hoe schrijf jij het liefst een tekst?

Woordkeuze & publiek:

Zelfstandig aan de slag:

2.2 Taalverzorging: Maak opdracht  4

Basiscursus schrijven 

1.2 Uitvoeren: Maak opdracht 3 & 4