laatste les taalverzorging

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Taalverzorging

H1.  Werkwoorden & Persoonsvorm en zinsdelen&hoofdletters en leestekens

H2. Onderwerp & Zelfstandig naamwoord en lidwoord&laatste letter t/d en ik vorm pv.

H3.  Werkwoordelijk gezegde, meervouden en pv  tt

H4. Lijdend voorwerp, mannelijk/vrouwelijk/onzijdig, voltooid deelwoord

H5. Bijvoeglijk naamwoord, verwijswoorden en vt zwakke werkwoorden

Vandaag 

- Herhalen we de theorie

- weet je hoe je kunt leren en oefenen voor de toets

- weet je welke soort vragen je kunt verwachten

Tijdens de toets

Noteer de persoonsvorm (pv), het werkwoordelijk gezegde (wg), het onderwerp (ow), 

het lijdend voorwerp (lv) van enkele zinnen. 

Schrijf de persoonsvorm, het onderwerp, het gezegde en het lijdend voorwerp op.
Mijn ouders / bakken / een taart.

Schrijf de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp op.

Petra draagt meestal een ring.

Schrijf de persoonsvorm, het onderwerp, het gezegde en het lijdend voorwerp op.

Fred doet peper op zijn gebakken ei.

Schrijf de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp op.

Op het feest hebben we gebak gegeten.

Tijdens de toets

Noteer je persoonsvormen in;

TT = tegenwoordige tijd 

VT= verleden tijd 

Noteer je voltooid deelwoord van  werkwoorden.

Ik .........(verbreden, pv vt) de weg.

1. verbrede
2. verbreedde
3. verbreede
4. verbredde

Ik...................... (pv vt verhuizen) vorig jaar naar Amerika.

1. verhuiste
2. verhuisde
3. verhuisten
4. verhuisden

Wat is juist? pv - tt
Van boksen (worden) je sterk.

1. word
2. wordt
3. wort
4. werd

Wat is de pv tt?
Wij ____ samen naar het strand.

1. liepen
2. lopen
3. loopt
4. loopte

Welke pv tt is goed geschreven?

1. Hij vertrouwd niemand meer.
2. Beantwoord je buurvrouw deze vraag?
3. Dood jij die akelige spin?

Wat is de pv tt?
Hij ____ van sushi.

1. houd
2. hield
3. houdt
4. hielt

Noteer de pv tt.
Hij (zwaaien) naar Sinterklaas.

1. zwaaien
2. zwaai
3. zwaait

Vul in: pv vt
Vanmorgen .......... de auto niet meer

1. start
2. stard
3. startte
4. startde

Hij (worden) ... nog eens gek van haar! PV-tt

1. word
2. wordt
3. werd
4. werdt

Gisteren (liegen)... ze tegen mij.
PV-vt

1. liegde
2. loog
3. liegte
4. liegt

(Luisteren) ... je moeder niet naar je?
PV-vt

1. luisterde
2. luisterte
3. luistert

(Vinden)... je dat lastig?
PV-vt

1. vind
2. vindt
3. vond
4. vondt

Wat is juist? pv vt
Hij (verbazen) zich er niet over.

1. verbaasde
2. verbaazde
3. verbaaste
4. verbaastte

wat is een voltooid deelwoord?

1. werken
2. gegeten

Een voltooid deelwoord:

1. is tijdvorm waarbij iets klaar is
2. dan is de pv altijd een vorm van 'zijn, worden of hebben'
3. antwoord A, B en D
4. kan eindigen op een 't', een 'd', een 'n en een 'en'

Voltooid deelwoord

1. Het hout is opgebrandt.
2. Het hout is opgebrand.

Wat is het voltooid deelwoord van..
fietsen

Wat is het voltooid deelwoord van:
beloven

Wat is het voltooid deelwoord van 'stoppen'?

1. stopten
2. stopt
3. gestopten
4. gestopt

Tijdens de toets

- kan je de lidwoorden benoemen.

- weet je wat bijvoeglijke naamwoorden zijn.

- weet je wat stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zijn.

1. 'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over:

1. een zelfstandig naamwoord
2. een werkwoord
3. een lidwoord
4. een telwoord

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. De lelijke kast
2. De metalen kast
3. De grijze kast
4. De oude kast

Bijvoeglijk naamwoord

1. de
2. gevallen
3. laptop
4. zoeken

Wat zijn bijvoeglijk naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Wat zijn werkwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Wat zijn zelfstandig naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Wat zijn lidwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Hoe bereid je je goed voor?

H1 t/m H5 onderdelen lezen, woordenschat en taalverzorging.

Leer de theorie en bekijk nogmaals de uitlegfilmpjes.

Oefenen en trainen online methode.

Extra oefenen? TEAMS/Nederlands

Hoofdstuk 1 t/m 5

Hoofdstuk 1 t/m 5