Taal

Taal woordsoorten quizz 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Taal woordsoorten quizz 

Slide 1 - Tekstslide

typ alle lidwoorden in.

Slide 2 - Open vraag

schrijf zoveel mogelijk zelfstandig naamwoorden op in 1 minuut.

Slide 3 - Open vraag

vervoeg het werkwoord leren in tt en vt 
ik 
jij
wij
(vd)wij hebben :

Slide 4 - Tekstslide

maak van de volgende 2 werkwoorden bijvoegelijk gebruikt voltooid deelwoorden.
lopen: de ........ race
schrijven: het ........ boek



 

Slide 5 - Tekstslide

maak deze zin de komende 30 sec zolang mogelijk met alleen maar bn.
DE TAFEL

Slide 6 - Open vraag

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn werkwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 8 - Quizvraag

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn lidwoorden?
A
De, het , een
B
Slimme, mooie, rode
C
Fiets, boek, volleybal
D
Lopen, werken, denken

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord is het zelfstandig naamwoord?
De slimme leerling snapt het niet.
A
slimme
B
leerling
C
snapt
D
de

Slide 11 - Quizvraag

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord is het werkwoord?
De slimme leerling snapt het niet.
A
snapt
B
de
C
leerling
D
slimme

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Link

morgen koop ik chocolade 
vind het gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, persoonsvorm en meewerkend voorwerp.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Hoe heet het belangrijkste werkwoord uit de zin?
A
doewoord
B
persoonsvorm
C
onderwerp
D
lidwoord

Slide 17 - Quizvraag

Er zijn drie manieren om de persoonsvorm te vinden, welke is NIET juist?
A
Vraagzin van maken
B
Tijd veranderen
C
Voorste woord kiezen
D
Hoeveelheid veranderen

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 19 - Quizvraag

Hou oud ben jij?

Wat is de pv?
A
Hoe
B
jij
C
oud
D
ben

Slide 20 - Quizvraag

De slimme leerling snapt de vraag.

Welk woord is de pv?
A
slimme
B
snapt
C
vraag
D
De

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de pv in deze zin?

Hakan speelt een spel op zijn PS4.
A
Hakan
B
een spel
C
speelt
D
op zijn PS4

Slide 22 - Quizvraag