Uitw 3.3

29 a graan: veel aanbieders
  ebay: veel aanbieders
  reizen per trein: weinig aanbieders
b graan: homogeen
  ebay: heterogeen
  reizen per trein: heterogeen (er bijvoorbeeld verschil tussen 1e en 2e klasse)
 c graan: volkomen concurrentie
  ebay: monopolistische concurrentie
  reizen per trein: oligopolie

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

29 a graan: veel aanbieders
  ebay: veel aanbieders
  reizen per trein: weinig aanbieders
b graan: homogeen
  ebay: heterogeen
  reizen per trein: heterogeen (er bijvoorbeeld verschil tussen 1e en 2e klasse)
 c graan: volkomen concurrentie
  ebay: monopolistische concurrentie
  reizen per trein: oligopolie

Slide 1 - Tekstslide

30 a Er is sprake van volkomen concurrentie. Olie is niet helemaal homogeen maar het komt wel “in de buurt” van een homogeen product.
b De benchmark is een ruwe-oliesoort waarvan de prijs wordt gebruikt om de prijs van andere oliesoorten af te leiden.
c Door deze benchmark gaat de markt meer perfect werken omdat hier alle aanbieders en vragers over dezelfde informatie beschikken. 

Slide 2 - Tekstslide

31 a - Iedereen verkoopt hetzelfde product.
  - Er zijn veel vragers en veel aanbieders.
  - Alle vragers en aanbieders hebben dezelfde informatie.
  - Toetreden en uittreden is voor iedereen mogelijk.
b Er zijn een heleboel verschillende soorten tomaten. Dit product is minder homogeen dan graan. Dus geen volkomen concurrentie als je het hebt over tomaten algemeen. Als je het hebt over een soort tomaat (bijvoorbeeld de trostomaten dan wel volkomen concurrentie..
c Eigen antwoord, bijvoorbeeld: - je kunt niet zomaar altijd tot een markt toetreden, bijvoorbeeld door wetgeving.
  - volledige identieke producten bestaan nauwelijks.

Slide 3 - Tekstslide

32 a Een aandeel is een waardepapier dat aangeeft dat iemand mede-eigenaar is van een vennootschap.
b - Het product is hetzelfde (een aandeel is een aandeel)
  - Er zijn veel kopers en veel aanbieders.
  - Alle vragers en aanbieders hebben toegang tot dezelfde informatie.
  - Toetreden en uittreden is voor iedereen mogelijk (iedereen kan aandelen kopen)


Slide 4 - Tekstslide

33 a Omdat er veel aanbieders zijn, kan een individuele aanbieder zijn prijs niet ongestraft verhogen. De kopers stappen over naar een andere aanbieder.
b Door de opkomst van internet kan iedereen informatie verkrijgen en wordt het kopen en verkopen gemakkelijker.

Slide 5 - Tekstslide

34 a 50.000 × €50 = €2.500.000
  40.000 × €60 = €2.400.000
b Nee, de omzet kan nog hoger worden wanneer hij kiest voor een prijs van € 40 (omzet is dan € 40 × 65.000 = € 2.600.000)
c De bedoeling van het spel is dat één speler alle straten in zijn bezit krijgt.
De naam van het spel is dus goed gekozen.

Slide 6 - Tekstslide

35 a Het octrooi geeft de bezitter van het octrooi het alleenrecht een bepaald product op de markt te brengen.
b Nee, er zijn 7.100 octrooien aangevraagd. Niet iedere aanvraag wordt gehonoreerd en niet ieder octrooi leidt tot daadwerkelijke productie. Bovendien heeft een octrooi een bepaalde geldigheidsduur.
c Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
 In 2012 was er een economische crisis. Producenten proberen dan minder vaak een nieuw product op de markt te brengen vanwege de hoge ontwikkelkosten.

Slide 7 - Tekstslide

36 a Door prijsafspraken betalen consumenten te veel voor de goederen en diensten.
b Door afspraken van producenten over productie en prijs kunnen zij voorkomen dat buitenlandse producenten hun goederen of diensten aanbieden. Zo wordt buitenlandse concurrentie voorkomen.

Slide 8 - Tekstslide

37 a De consumenten. Zij betalen een te hoge prijs voor de producten.

b De acht fabrikanten voorkomen dat andere aanbieders op de markt toetreden.

Slide 9 - Tekstslide

38 a Albert Heijn hoopt op deze manier een groter marktaandeel te krijgen en concurrenten uit te schakelen. 
b Jumbo volgt AH, omdat anders klanten van Jumbo overstappen naar AH.
c Door de prijzenoorlog kunnen supermarkten de concurrentie niet meer aan en moeten stoppen. Uiteindelijk blijven er te weinig concurrenten over, waardoor de overblijvers hun prijs kunnen verhogen.

Slide 10 - Tekstslide