Les 1 Verbrandingsvoorwaarden (4.1) en Brand blussen (4.2)

Les 1: Verbrandingsreacties
H4 Verbrandingen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Les 1: Verbrandingsreacties
H4 Verbrandingen

Slide 1 - Tekstslide

4.1 Verbrandingsvoorwaarden
Leerdoelen: 
Ik kan de drie verbrandingsvoorwaarden benoemen, aangeven op welke manier je een verbranding kunt blussen en hoe een explosie ontstaat.

Slide 2 - Tekstslide

4.1 Verbrandingsvoorwaarden
Inhoud van de les: 
  • 4.1 Verbrandingsvoorwaarden en 4.2 Brand blussen 
  • Filmpje: Ontbrandingstemperatuur
  • Demo: Verbranding van koolstof en zwavel.
  • maken 4.1 F, opdr 1, 4 en 5, 4.2 H opdr 4
  • Verder gaan met leren H3 Geheim van het atoom.

Slide 3 - Tekstslide

  • Er moet een brandstof aanwezig zijn, bijvoorbeeld aardgas.
  • Je moet zuurstof (O2) toevoegen.
4.1 Verbrandingsvoorwaarden
Als je een stof gaat verbranden zijn er altijd drie voorwaarden waaraan voldaan moet worden:
  • En er is een ontbrandingstemperatuur aanwezig.
  • De ontbrandingstemperatuur is nodig om de verbranding te kunnen starten. 

Slide 4 - Tekstslide

  • Bij de verbranding van koolstof ontstaat koolstofdioxide: C (s) + O2 (g) → CO2 (g)
  • Bij de verbranding van zwavel ontstaat zwaveldioxide: S (s) + O2 (g) → SO2 (g)
  • Bij de verbranding van waterstof ontstaat water:      2 H2 (g) + O2 (g) → 2 H2O (l)
Bij de verbranding van stoffen (voldoende zuurstof) ontstaan de oxiden van de elementen die in die stoffen zitten.
4.1 Verbrandingsvoorwaarden

Slide 5 - Tekstslide

Je gebruikt een reagens om een stof aan te tonen.
Een reagens moet gevoelig en selectief zijn:
  • Een gevoelig reagens toont een kleine hoeveelheid van een stof aan.
  • Een selectief reagens toont slechts weinig stoffen aan.
  • Hoe selectiever en gevoeliger, hoe beter het reagens.
4.1 Verbrandingsvoorwaarden

Slide 6 - Tekstslide

Demo 1: De verbranding van koolstof
4.1 Verbrandingsvoorwaarden
  • De bolbuis wordt met een klein beetje koolstof gevuld en de wasfles met helder kalkwater.
  • De waterstraalpomp wordt aangezet en de koolstof wordt verhit. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Demo 2: De verbranding van zwavel
zwavel
joodwater
4.1 Verbrandingsvoorwaarden
  • De bolbuis wordt met een klein beetje zwavel gevuld en de wasfles met helder geel joodwater.
  • De waterstraalpomp wordt aangezet en de koolstof wordt verhit. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Je gebruikt een reagens om een stof aan te tonen.
Een reagens moet gevoelig en selectief zijn:
4.1 Verbrandingsvoorwaarden
  • Een gevoelig reagens toont een kleine hoeveelheid van een stof aan.
  • Een selectief reagens toont slechts weinig stoffen aan.
  • Hoe selectiever en gevoeliger, hoe beter het reagens.

Slide 12 - Tekstslide

Een explosie is een snelle verbranding waarbij het volume van de gasvormige stoffen sterk toeneemt.
De toename van het volume kan op twee manieren.

  1. Er ontstaat zoveel warmte, dat de aanwezige gassen uitzetten.
  2.  De volumeverhouding tussen de brandstof en zuurstof liggen binnen de explosiegrenzen.
4.1 Verbrandingsvoorwaarden

Slide 13 - Tekstslide

Aardgas is explosief als tussen de 4,0% en 16 vol% aardgas in de lucht aanwezig is. 
Bereken hoeveel liter aardgas in de keuken minstens moet vrijkomen om een explosie te veroorzaken. 
De keuken is 4,2 m lang, 2,5 m hoog en 3,4 m breed.
4.1 Verbrandingsvoorwaarden

Slide 14 - Tekstslide

Aardgas is explosief als tussen de 4,0% en 16 vol% aardgas in de lucht aanwezig is. 
Bereken hoeveel liter aardgas in de keuken minstens moet vrijkomen om een explosie te veroorzaken. 
De keuken is 4,2 m lang, 2,5 m hoog en 3,4 m breed.
  • V = l x b x h = 4,2 x 2,5 x 3,4 = 35,7 m3 lucht
  • minimaal 4% = 4/100 x 35,7 m3 = 1,4 m3
  • aantal liters: 1400 L (1 dm3 = 1 L)
4.1 Verbrandingsvoorwaarden

Slide 15 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Om een brand te blussen moet je minstens 1 van de onderstaande brandvoorwaarden wegnemen.
  • brandstof
  • zuurstof
  • ontbrandingstemperatuur

Slide 16 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Om een brand te blussen moet je minstens 1 van de onderstaande brandvoorwaarden wegnemen.
  • brandstof
  • zuurstof
  • ontbrandingstemperatuur
branddriehoek

Slide 17 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Brandstof wegnemen
  • geen brandstof meer toevoegen
  • de gaskraan van je brander dichtdraaien

Slide 18 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Brandstof wegnemen
  • geen brandstof meer toevoegen
  • de gaskraan van je brander dichtdraaien
  • brandgangen aanleggen

Slide 19 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Zuurstof wegnemen, afsluiten van de omgeving
  • bluszand

Slide 20 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Zuurstof wegnemen, afsluiten van de omgeving
  • bluszand
  • blusdeken

Slide 21 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Ontbrandingstemperatuur
Voor de brandweer is het belangrijk om van te voren te weten welk soort brandstof aanwezig is.

Slide 22 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Ontbrandingstemperatuur
Voor de brandweer is het belangrijk om van te voren te weten welk soort brandstof aanwezig is.
  • Blussen met water: 

Slide 23 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Blussen
Voor de brandweer is het belangrijk om van te voren te weten welk soort brandstof aanwezig is.
  • chemicalien die heftig reageren met water, zoals natrium (alkalimetalen: groep 1)

Slide 24 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Blussen
Voor de brandweer is het belangrijk om van te voren te weten welk soort brandstof aanwezig is.
  • chemicalien die heftig reageren met de koolstofdioixde in een brandblusser, zoals magnesium en calcium (groep 2)

Slide 25 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Blussen
Voor de brandweer is het belangrijk om van te voren te weten welk soort brandstof aanwezig is.

Vlam in de pan

Slide 26 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Blussen
Voor de brandweer is het belangrijk om van te voren te weten welk soort brandstof aanwezig is.

Vlam in de pan

Niet blussen met water. Het water zakt naar de bodem. Bij 100 graden verdampt het water. Stoom zet uit en het brandende vet spat eruit.

Slide 27 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Blusmiddelen
Om het juiste blusmiddel te kiezen kijk je naar de brandbare stof. Er zijn vijf brandklassen (categorien)

  • A: vaste stoffen zoals hout en meubels 
  • B: vloeistoffen zoals benzine of diesel
  • C: gassen zoals aardgas of campinggas
  • D: metalen zoals natrium of magnesium
  • F: vetten zoals frituurvet

Slide 28 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Blusmiddelen
Om het juiste blusmiddel te kiezen kijk je naar de brandbare stof. Er zijn vijf brandklassen (categorien)

Brandklasse E (elektriciteit) is geen officiële brandklasse en is niet meer in gebruik, omdat elektriciteit zelf geen brandstof is.
  • A: vaste stoffen zoals hout en meubels 
  • B: vloeistoffen zoals benzine of diesel
  • C: gassen zoals aardgas of campinggas
  • D: metalen zoals natrium of magnesium
  • F: vetten zoals frituurvet

Slide 29 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Blusmiddelen


Slide 30 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Blusmiddelen


Slide 31 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Blusmiddelen


Slide 32 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Blusmiddelen


een gas verdeeld in een vloeistof
poeder: bijvoorbeeld natrium- of kaliumbicarbonaat

Slide 33 - Tekstslide

Les 1: Verbrandingsreacties
4.2 Brand blussen
Blusmiddelen


Slide 34 - Tekstslide

4.1 Verbrandingsvoorwaarden & 4.2 Brand blussen
Aan de slag: 
  • maken 4.1 F, opdr 1, 4 en 5, 4.2 H opdr 4

Slide 35 - Tekstslide