6.3 Winst of verlies?

Welkom, wat fijn dat jullie er zijn!

Bij binnenkomst:

Stap 1: Mobiel in de telefoontas
Stap 2: Eten/drinken weg & kauwgom/lolly uit.
Stap 3: Open je boek op blz. 170 en open je schrift bij het huiswerk.




timer
2:00
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom, wat fijn dat jullie er zijn!

Bij binnenkomst:

Stap 1: Mobiel in de telefoontas
Stap 2: Eten/drinken weg & kauwgom/lolly uit.
Stap 3: Open je boek op blz. 170 en open je schrift bij het huiswerk.




timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 6.3 - In deze les:
    -Leer je hoe je de bruto- en nettowinst berekend.
    -Leer je wat afzet en inkoopwaarde zijn

Slide 2 - Tekstslide

Brutowinst
Een bedrijf kan alleen bestaan door producten te verkopen.

Omzet of verkoopopbrengst:
Het totaalbedrag dat het bedrijf ontvangt door de verkoop van producten. De hoogte van de omzet wordt bepaald door de afzet en de verkoopprijs.

Inkoopwaarde:
Het totaalbedrag dat een bedrijf uitgeeft aan de inkoop van producten.
Als je van de omzet de inkoopwaarde afhaalt, houd je de brutowinst over.

Brutowinst = omzet - inkoopwaarde

Slide 3 - Tekstslide

Winst of verlies
Omzet (verkoopopbrengst) = afzet x verkoopprijs

Inkoopwaarde = afzet x inkoopprijs

Brutowinst = omzet – inkoopwaarde


Slide 4 - Tekstslide

Nettowinst / nettoresultaat
Van de brutowinst moeten alle bedrijfskosten nog af. (zoals: loonkosten, reclamekosten, de huur of de hypotheek van het gebouw, verzekeringspremies en de jaarlijkse afschrijving voor een bestelauto.)

Wat na aftrek van de bedrijfskosten overblijft van de brutowinst, is het nettoresultaat. Dat kan een nettowinst of nettoverlies zijn.

Brutowinst – bedrijfskosten = nettoresultaat (nettowinst + of nettoverlies -)


Slide 5 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Stap 1: Nakijken par. 6.2
Stap 2: Maak opgave 23 tm 28 van par. 6.3 op blz. 170-171
Stap 3: Maak de oefenopgaven op blz. 181

timer
5:00
timer
2:30

Slide 6 - Tekstslide

Welkom, wat fijn dat jullie er zijn!

Bij binnenkomst:

Stap 1: Mobiel in de telefoontas
Stap 2: Eten/drinken weg & kauwgom/lolly uit.
Stap 3: Open je boek op blz. 170 en open je schrift bij de
             opgaven van 6.2




timer
2:00

Slide 7 - Tekstslide

Paragraaf 6.3 - In deze les:
    -Leer je wat het verschil is tussen verkoopprijs en consumentenprijs.
    -Leer je welke btw-tarieven er zijn en hoe je ermee kan rekenen.

Slide 8 - Tekstslide

Brutowinstmarge
Om als ondernemer winst te maken, moet je bij de inkoopprijs van je product een bedrag optellen waarmee je de bedrijfskosten kunt betalen en waarna je ook nog winst overhoudt.

Brutowinst per product is het verschil tussen de inkoopprijs en verkoopprijs.

De brutowinstmarge is de brutowinst uitgedrukt als percentage van de inkoopprijs.

Slide 9 - Tekstslide

BTW (belasting toegevoegde waarde)
Belasting toegevoegde waarde of omzetbelasting. Dit is een belasting die de overheid heft op de verkoop van goederen en diensten.

De verkoopprijs inclusief btw is de consumentenprijs. Dat is de prijs die je als klant in de winkel betaalt.

Meestal geldt het btw-tarief van 21%.

Op levensmiddelen, boeken en sommige diensten, zit het lage btw-tarief van 6%.
Enkele producten en diensten zijn vrijgesteld van btw, bijvoorbeeld medicijnen en onderwijs.

Slide 10 - Tekstslide

BTW (belasting toegevoegde waarde)
Een winkelier moet de ontvangen btw zelf weer betalen aan de Belastingdienst.

De btw die hij aan de Belastingdienst betaalt, mag de winkelier verrekenen met de btw die hijzelf heeft betaald over zijn inkopen en bedrijfskosten.

Omdat bedrijven niets aan de btw verdienen, moet je bij winstberekeningen altijd uitgaan van de bedragen exclusief (zonder) btw.

Slide 11 - Tekstslide

Verkoopprijs en consumentenprijs berekenen

Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstmarge

Consumentenprijs = verkoopprijs + btw


Slide 12 - Tekstslide

Welkom, wat fijn dat jullie er zijn!

Bij binnenkomst:

Stap 1: Mobiel in de telefoontas
Stap 2: Eten/drinken weg & kauwgom/lolly uit.
Stap 3: Open je boek op blz. 170 en open je schrift voor een opdracht 




timer
2:00

Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Stap 1: Maak opgave 23 tm 35 van par. 6.3 op blz. 170-171
Stap 2: Vraag om een nakijkblad.
Stap 3: Maak opgave 7 t/m 17 van blz. 184-185
Stap 4: Maak de oefenopgaven op blz. 181 & 182

timer
5:00
timer
2:30

Slide 14 - Tekstslide