Examentraining Lezen B1

Examentraining Lezen B1
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Examentraining Lezen B1

Slide 1 - Tekstslide

Alle vragen komen uit verschillende hoofdstukken van Lezen op B1. 
Uit welke categorieën komen de teksten op het examen?
A
sport, hobby, werk
B
werk, opleiding, dagelijks leven
C
dagelijks leven, opleiding, maatschappij
D
dagelijks leven, werk, vrije tijd

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke drie leesstrategieën zijn belangrijk?
A
oriënterend en globaal
B
zoekend
C
intensief
D
vragend

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel teksten krijg je (ongeveer) op het examen?
A
5
B
8
C
15
D
10

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel tijd heb je voor het examen?
A
90
B
100
C
110
D
120

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een informatieve tekst?
A
informatiefolder
B
bericht van je werkgever
C
tekst uit een studieboek
D
handleiding

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een instructieve tekst?
A
advertentie
B
instructie van een opdracht
C
gebruiksaanwijzing
D
routebeschrijving

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een overtuigende tekst?
A
advertentie
B
artikel uit de krant
C
ingezonden brief
D
reclame

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een beschouwende tekst?
A
een tekst met verschillende meningen
B
een tekst met voor- en nadelen
C
een informatieve brochure

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstsoorten
Er zijn vier tekstsoorten:
1. Informatieve teksten
2. Instructieve teksten
3. Overtuigende teksten
4. Teksten met verschillende meningen of voor- en nadelen (beschouwend)

Op het examen krijg je voornamelijk informatieve en overtuigende teksten. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerpen
Je kunt teksten uit drie onderwerpen krijgen:

1. Werk: berichten van werkgevers, teksten over beroepen of vacatures.
2. Opleiding: teksten uit brochures, hoofdstukken uit een studieboek.
3. Dagelijks leven: krantenartikelen over verschillende onderwerpen, gebruiksaanwijzingen van apparaten.

De meeste teksten gaan over opleiding of werk

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen
Er zijn verschillende soorten vragen:

1. Vragen over het onderwerp van de tekst, waar de tekst vandaan komt of voor wie de tekst is bedoeld.

2. Vragen over een specifiek stukje tekst, het verband tussen twee alinea's of wat de conclusie van een tekst is. 

3. Vragen over het opzoeken van informatie in de tekst.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke 3 verschillende leesstrategieën ken je?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leesstrategieën
1. Oriënterend en globaal lezen: Je kijkt naar de lengte, de plaatjes, de titel, de tussenkopjes en de bron. Je bedenkt wat het onderwerp is. Ook lees je de eerste en de laatste alinea.


2. Zoekend lezen: Je zoekt het gedeelte in de tekst dat passend is bij de vraag die je moet beantwoorden.


3. Intensief lezen: Je leest (een deel van) de tekst precies en helemaal, totdat je alles begrijpt. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kernwoorden en signaalwoorden
Kernwoord:
Een woord dat belangrijk is om de inhoud van de vraag te begrijpen.
Ze zijn een aanwijzing voor het beantwoorden van de vraag.
Kernwoorden staan vaak met een synoniem in de tekst.

Signaalwoorden:
Deze woorden zeggen iets over de structuur (verbanden) van de tekst. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


1. Welke bijzondere aanpassing hebben de voorpoten van panda's?
A
Ze hebben een extra duim
B
Ze hebben extra lange nagels
C
Ze worden als een schaar gebruikt

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


2. Wat is volgens tekstdeel 8 het voordeel van deeltijders tegenover voltijders?
A
Deeltijders doen per uur meer werk dan voltijders
B
Deeltijders hebben een hoger uurloon dan voltijders
C
Deeltijders hebben meer kans op werk dan voltijders

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


3. Mai Lin wordt uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Ze maakt zich er erg druk over. Waarom hoeft dat niet volgens de tekst?
A
omdat het bedrijf en een werknemer elkaar nodig hebben
B
omdat zij immers is uitgenodigd
C
omdat zij zich goed kan voorbereiden

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meerkeuzevragen
Meerkeuzevragen hebben vaak 3 of 4 antwoordmogelijkheden.
1 antwoord is goed en de andere 3 antwoorden zijn fout.
Dit noemen ze afleiders. Afleiders lijken vaak erg op het goede antwoord, maar zijn net een beetje anders. 

Het is belangrijk dat je de vraag heel precies, intensief, leest. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toepassingsvragen
Soms moet je de informatie uit een vraag toepassen (gebruiken) voor een bepaalde situatie. Je moet je dan kunnen inleven (verplaatsen) in die specifieke situatie.
Dit worden toepassingsvragen genoemd. 

Je zoekt dan in de tekst naar de juiste informatie bij die bedachte situatie. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oriënterend en globaal lezen
1. Lees de titel en de bron van de tekst. Daarin staat vaak voor wie de tekst is bedoeld.
 
2. Lees de vraag om te bepalen welk stuk van de tekst je nodig hebt om het antwoord te vinden. 

3. Ga niet allerlei woorden opzoeken. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Voor wie is deze tekst bedoeld?
A
Voor bedrijven die personeel willen werven onder studenten van de afdeling Handel en Logistiek
B
Voor mensen die interesse hebben in een opleiding bij Handel en Logistiek
C
Voor studenten die bij de afdeling Handel en Logistiek een opleiding volgen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoekend en intensief lezen
Meestal moet je bij een vraag een stukje tekst opzoeken wat je vervolgens intensief moet lezen. Daarna kun je de vraag beantwoorden.

Bij intensief lezen is het belangrijk dat...
...je de belangrijkste woorden begrijpt 
...je bepaalde uitdrukkingen begrijpt (figuurlijk taalgebruik)
...je verwijzingen in de tekst begrijpt (deze, die, dat etc.)
...je hoofd- en bijzaken herkent (belangrijkste informatie en details)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Bij wie vindt er een onderzoek (regel 60) plaats?
A
Alleen bij aanvragers die niet genoeg bewijsstukken inleveren
B
Alleen bij aanvragers die studiefinanciering hebben
C
Bij iedereen die een uitkering aanvraagt

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Woordenschat
Op B1-niveau moet je ongeveer 5000 woorden kennen.
Tips om de betekenis van een onbekend woord te vinden:

1. Is het een belangrijk woord?
2. Lijkt het woord op een woord uit een andere taal?
3. Kan je de betekenis van het woord uit de context afleiden?
4. Ken je een deel van het woord? 
5. Wat is de grammaticale functie van een woord?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefentekst met vragen
Opdracht:

Maak de vragen bij de tekst Bronwater of kraanwater?
Je krijgt 20 minuten voor het beantwoorden van de vragen.
We bespreken de vragen samen na. 
timer
25:00

Slide 26 - Tekstslide

Lezen op B1, hoofdstuk 7, tekst Bronwater of kraanwater
Vandaag vond ik de les...
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Deze slide heeft geen instructies