blok 4 les 9

Blok 4 les 9
Ik herhaal:
- woorden met meer lettergrepen;
- samenstellingen;
- werkwoordspelling;
- meervoud.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Blok 4 les 9
Ik herhaal:
- woorden met meer lettergrepen;
- samenstellingen;
- werkwoordspelling;
- meervoud.

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoordspelling
tegenwoordige tijd
ik
ik-vorm
ik vind
je/jij/hij/zij
ik-vorm+t
je vindt
wij
hele ww
wij vinden
... jij
ik-vorm
vind jij
... je oma
ik-vorm+t
vindt je oma

Slide 2 - Tekstslide

verleden tijd zwakke werkwoorden
ik/jij/hij/zij
(enkelvoud)
ik-vorm+te
ik-vorm+de
ik fietste
ik verhuisde
wij
(meervoud)
ik-vorm+ten
ik-vorm+den
wij fietsten
wij verhuisden
Wat is de ik-vorm? 
Hele werkwoord eraf en. Bijvoorbeeld: fietsen - en = fiets
Kijk naar de laatste letter voor en. Zit die letter in 't x kofschip
Ja -> +te of +ten
Nee -> +de of +den
Twee voorbeelden: fietsen. De s zit in 't x kofschip. 
verhuizen. De z zit niet in 't x kofschip.

Slide 3 - Tekstslide

verleden tijd sterke werkwoorden
ik/jij/hij/zij
(enkelvoud)
hele werkwoord vt -en
ik liep
ik werd
wij
(meervoud)
hele werkwoord vt
wij liepen
wij werden
Wat zijn sterke werkwoorden?
Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd.
Je gebruikt de gewone spellingsregels. 't x kofschip gebruik je dus NIET.


Slide 4 - Tekstslide

voltooid deelwoord
- Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord in een zin.
- Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer.
- Een voltooid deelwoord begint bijna altijd met ge, maar kan ook beginnen met be, ver, ont, of her 
- Een voltooid deelwoord eindigt meestal op en bij de sterke werkwoorden.
- Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een t of d bij de zwakke werkwoorden. Je kan 't x kofschip gebruiken of je kan het woord langer maken.



Slide 5 - Tekstslide

tegenwoordige tijd
feliciteren: ik ...............

Slide 6 - Open vraag

tegenwoordige tijd
bereiden: jij ...............

Slide 7 - Open vraag

tegenwoordige tijd
houden: ......... jij?

Slide 8 - Open vraag

tegenwoordige tijd
vinden: ............. je opa?

Slide 9 - Open vraag

verleden tijd
feliciteren: hij .......................

Slide 10 - Open vraag

verleden tijd
verbranden: wij .....................

Slide 11 - Open vraag

voltooid deelwoord
koken: ik heb ...............

Slide 12 - Open vraag

Meervoud

- Woorden die eindigen op a, o, u, i, y krijgen een 's. Bijvoorbeeld auto's.
- Woorden die eindigen of ie of e krijgen een vaste s. Bijvoorbeeld families.
- De meeste woorden krijgen in het meervoud en achter het enkelvoud. Bijvoorbeeld duif-duiven. Let op de f wordt een v. 
- Sommige woorden krijgen in het meervoud een trema. 





Slide 13 - Tekstslide

Veel woorden die eindigen op ee, krijgen er in het meervoud soms ën bij.
Zonder trema is het moeilijk uit te spreken: twee - tweeen. Daarom schrijf je tweeën.
Het trema geeft aan dat een nieuwe klankgroep begint.

Soms eindigen woorden op ie.
Valt de klemtoon hierop, dan komt er soms ën bij.
Valt de klemtoon niet op ie, dan komt er een n bij.







knie
knieën
kopie
kopieën
met klemtoon op ie
zonder klemtoon
porie
poriën
bacterie
bacteriën

Slide 14 - Tekstslide

Als je in een woord twee of drie opeenvolgende klinkers niet als één klank mag lezen, dan zet je op de tweede klinker vaak een trema.
poëzie – naïef – ruïne - reünie

Getallen met twee en drie krijgen een trema.
tweeëntwintig – drieëndertig

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf het meervoud op van het woord camera

Slide 16 - Open vraag

Schrijf het meervoud op van het woord twee

Slide 17 - Open vraag

Schrijf het meervoud op van druif

Slide 18 - Open vraag

Schrijf het meervoud op van slee

Slide 19 - Open vraag

Schrijf het meervoud op van bacterie

Slide 20 - Open vraag