3V_H2_hhformuleren_startspelling

Spelling H2
3 vwo
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Spelling H2
3 vwo

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
- Ken je de regels om bijvoeglijk naamwoorden goed te spellen
- Ken je de regels om zelfstandige gebruikte telwoorden goed te spellen
- Weet je het verschil tussen 'alle' en 'allen' 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling formuleren

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitgangen horen bij een vrouwelijk woord?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Het mooie plan voor de zomervakantie, ... we hadden bedacht, kan helaas niet doorgaan
A
dat
B
wat

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kinderen gingen hun vader opzoeken, maar de man wilde ... niet zien
A
hun
B
hen
C
ze

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spelling H2
Bijvoeglijk naamwoorden
Telwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt op aan de volgende zinnen?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a. Alle inktpatronen die leeg waren, zijn in de chemobox gedaan.
b. Ze zijn alle vervangen door volle inktpatronen.

a. Alle leerlingen van de brugklas zijn bevorderd.
b. Ze hadden allen voldoende punten gescoord.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle of allen, beide of beiden?
Woorden als alle(n), beide(n), enkele(n), weinige(n) en vele(n) schrijf je soms zonder -n en soms met -n.

Voorbeeld:
  1. Alle fietsen die voor school stonden, zijn verwijderd.
    --> Alle zijn ze verwijderd.
  2. Alle kinderen die voor school stonden, hebben gymles.
    --> Allen hebben gymles.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alle of allen?
Welke vorm je moet gebruiken hangt van twee dingen af:

  1. Is het een zelfstandig naamwoord?
  2. Gaat het om personen?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Vóór zelfstandig naamwoord
Als alle voor een zn staat --> altijd met een -e achteraan. 
Het maakt niet uit of het om personen gaat of niet. 

Bijvoorbeeld:
Alle leerlingen weten dat je alle zinnen met een hoofdletter moet beginnen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Staat alle hier vóór een zelfstandig naamwoord?


'Ik ben blij met alle cadeautjes.'
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Cadeautjes is een zelfstandig naamwoord. 
Staat alle hier vóór een zelfstandig naamwoord?


'De schoonmaakster moet alle wc's schrobben.'
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Wc's is een zelfstandig naamwoord.
Staat alle hier vóór een zelfstandig naamwoord?


'Ik weet niet welke ik moet kiezen. Alle zijn leuk.'
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Alle is hier zelf een zelfstandig naamwoord.
2. Zelfstandig naamwoord - 
geen personen

Als alle zelf een zn is, en het gaat niet om personen, dan schrijf je het ook met een -e achteraan.

 Bijvoorbeeld:
Schrijf tien zinnen. Begin ze alle met een hoofdletter.
(Alle klinkt heel formeel, hier gebruik je meestal allemaal)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Zelfstandig naamwoord - personen


Als alle zelf een zn is, en het gaat wel om personen, dan schrijf je het met -en achteraan.

Bijvoorbeeld:
10 leerlingen doen mee. Allen weten dat je een zin met een hoofdletter begint.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzondering
  • Hetgene waarnaar het woord verwijst moet je in gedachten erachter kunnen plaatsen.                  
De meisjes hadden geshopt en ze hadden alle veel gekocht.
In dit geval kun je 'meisjes' niet achter 'alle(n)' plaatsen, daarom zonder -n.

  • Als hetgene waarnaar het verwijst al eerder in de zin wordt genoemd, schrijf je het woord zonder -n.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarover gaat alle?

'Denk aan de poezen: je moet ze alle op tijd eten geven.'
A
Over personen
B
Niet over personen

Slide 20 - Quizvraag

Alle gaat hier over de poezen. Poezen zijn dieren, geen personen. 
Waarover gaat allen?

'We helpen allen mee.'
A
Over personen
B
Niet over personen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onthouden



Je schrijft dus alleen allen bij een zelfstandig naamwoord dat om personen gaat!





Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beide of beiden?



Dezelfde regels gelden bij het kiezen tussen beide of beiden.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste uitgang:


Jullie moeten aardig zijn tegen all... kinderen die straks langskomen. 
A
-e
B
-en

Slide 24 - Quizvraag

Alle staat hier vóór een zelfstandig naamwoord, namelijk kinderen. 
Kies de juiste uitgang:


Denk aan je handen: houd ze beid... aan het stuur!
A
-e
B
-en

Slide 25 - Quizvraag

Beide is hier een zelfstandig naamwoord dat niet over personen gaat maar over handen. 
Kies de juiste uitgang:


Ik heb twee opa's. Beid... komen trouw naar al mijn verjaardagen.
A
-e
B
-en

Slide 26 - Quizvraag

Beide is hier een zelfstandig naamwoord dat niet over personen gaat, namelijk de opa's.
Kies de juiste uitgang:


Wij hebben tien docenten. Op de
vergadering komen ze all... bijeen.
A
-e
B
-en

Slide 27 - Quizvraag

Allen is hier een zelfstandig naamwoord dat om personen gaat, namelijk de docenten.
De (...) leerlingen waren opgelucht; slechts (...) moesten hun verslag opnieuw inleveren.
A
meeste, enkele
B
meeste, enkelen
C
meesten, enkele
D
meesten, enkelen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb je vragen? Schrijf ze hier op.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Extra uitleg?
Ga naar ELO > Methodesite van Nieuw Nederlands
Video met uitleg staat bij de opdrachten.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
H2 Spelling: 
- kijk de video op de volgende slide (uitleg verkleinwoorden)
- maak alle opdrachten van spelling online (behalve die over werkwoordspelling). Begin met de startopdracht

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies