par 3.2 Wat levert het op? Korte versie

par 3.2 Wat levert het op? Korte versie
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

par 3.2 Wat levert het op? Korte versie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. We gaan voor de winst
3.2 Hoeveel levert het op?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik §3.1
Wat zijn de kosten?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 3
Paragraaf 2 - Wat levert het op?
4 mavo

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Vragen paragraaf 1 bespreken
  • Hoe je de bruto en netto winst van een bedrijf kunt uitrekenen
  • Wat is de productiecapaciteit?
  • Wat is de arbeidsproductiviteit?
  • Hoe kun je arbeidsproductiviteit uitrekenen?
  • Waarom is arbeidsproductiviteit belangrijk voor een bedrijf?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bruto en nettowinst
  1. Omzet                     €                                     
  2. Inkoopwaarde     €                   -               
  3. Brutowinst            €                                     
  4. Bedrijfskosten    €                   -                 
  5. Nettowinst            €

ALTIJD zonder BTW, die is voor de overheid!


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Omzet
  • De omzet = het aantal euro dat een bedrijf verdiend (zonder dat de kosten eraf zijn) = opbrengsten
  • De afzet = Het aantal verkochte producten in stuks

Formule omzet = 
Afzet x (de gemiddelde) verkoopprijs per product



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Inkoopwaarde
Inkoopwaarde = De totale prijs waar een bedrijf haar producten voor in koopt.

Formule inkoopwaarde =
Afzet x (gemiddelde) inkoopprijs per product

 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. bruto winst
Brutowinst = de winst die je hebt behaald zonder aftrek van bedrijfskosten.

 Formule brutowinst = 
 Omzet – inkoopwaarde


 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Bedrijfskosten
Bedrijfskosten = Alle kosten die een bedrijf heeft (vast + variabel) behalve de inkoopwaarde

Formule bedrijfskosten = 
Alle vaste en variabel kosten bij elkaar optellen
 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Netto winst
Nettowinst = De winst die een bedrijf daadwerkelijk heeft gehaald na aftrek van alle kosten

 
Formule nettowinst = 
  1.  Brutowinst – bedrijfskosten 
  2.  Omzet – inkoopwaarde - bedrijfskosten

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bruto en nettowinst
  1. Omzet                     €                                     
  2. Inkoopwaarde     €                   -               
  3. Brutowinst            €                                     
  4. Bedrijfskosten    €                   -                 
  5. Nettowinst            €

ALTIJD zonder BTW, die is voor de overheid!


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Oefensom netto en bruto winst
 Van Fictief B.V. dat handelt in mobiele telefoons zijn de volgende gegevens over het jaar 2005 bekend:

  • De afzet bedroeg 1400 stuks.
  • De verkoopprijs bedroeg €125,00 per stuk.
  • De inkoopprijs bedroeg €80,00 per stuk.
  • De bedrijfskosten bedroegen 13% van de omzet.
Bereken de bruto en de nettowinst van fictief B.V.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Hoe maakt Bolletje gebruik van de 4 productiefactoren?
Arbeidsproductiviteit/ productiecapaciteit
Productiecapaciteit
  • De maximale hoeveelheid producten dat een bedrijf kan produceren
 
Arbeidsproductiviteit = 
  • Hoeveel iemand (of een groep mensen) produceert in een bepaalde tijd. 
  • Hoe hoger de arbeidsproductiviteit hoe meer
    iemand produceert in minder tijd   

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsproductiviteit/ productiecapaciteit
 Formule arbeidsproductiviteit per uur =
 Totale productie (in stuks) : Totaal aantal gewerkt uren


 Formule arbeidsproductiviteit per werknemer:
 Totale productie (in stuks) : Totaal aantal werknemers


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhogen Arbeidsproductiviteit
  1. Door mechanisatie. Dit is dat machines het werk van mensen overneemt
  2. Door automatisering. Dit is dat computers het werk van mensen overneemt
  3. Door een goede werksfeer
  4. Door verbetering van de arbeidsomstandigheden
  5. Door verbetering van de arbeidsvoorwaarden
  6. Door arbeidsverdeling. Dit is dat iedereen doet waar hij/zij goed in is
  7. Door scholing

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhogen arbeidsproductiviteit
Dus NIET door:
  • Meer mensen aan te nemen. Je gaat wel meer doen, maar niet in minder tijd.
  • Meer uren te gaan werken. Je gaat wel meer doen, maar niet in minder tijd.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

People Planet Profit
  • Leren over de 3 P's ( people, planet, Profit)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Vragen paragraaf 1 bespreken
  • Hoe je de bruto en netto winst van een bedrijf kunt uitrekenen
  • Wat is de productiecapaciteit?
  • Wat is de arbeidsproductiviteit?
  • Hoe kun je arbeidsproductiviteit uitrekenen?
  • Waarom is arbeidsproductiviteit belangrijk voor een bedrijf?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies