H4.1 Machten

Leerdoelen H4 
4.1  Machten berekenen en uitschrijven  wetenschappelijk notaties berekenen en uitschrijven als een gewoon getal.  
4.2  % omzetten naar een decimaal getal en    rekenen met een  factor.                               verhoudingstabel
           
  








25% = 1/4 
25=32
15.000=(1,5)4
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen H4 
4.1  Machten berekenen en uitschrijven  wetenschappelijk notaties berekenen en uitschrijven als een gewoon getal.  
4.2  % omzetten naar een decimaal getal en    rekenen met een  factor.                               verhoudingstabel
           
  








25% = 1/4 
25=32
15.000=(1,5)4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen H4
4.3 steeds dezelfde % erbij schrijven als een vermenigvuldiging en korter schrijven

4.4 aantal met hetzelfde % toeneemt.                    

4.5 aantal met hetzelfde % afneemt.     
4001,0251,0251,025=
4001,0253

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H4.1 Vandaag leerdoelen 
1. Vragen voorkennis H4 blz. 125 V6 t/m V8? 
   -  Verhoudingstabel bij % -   Omzetten % naar breuk en breuk naar % . 
   -  Nieuwe prijs en  %-korting uitrekenen.
   -  Exclusief en inclusief BTW uitrekenen met verhoudingstabel
5 minuten - uitleg machten 
2. Wat zijn machten?
3. Rekenvolgorde bij haakjes, machten vermenigvuldigen, delen      etc..
10 minuten: oefen zelfstandig en in stilte.
7 minuten- uitleg docent.
4. Begrip wetenschappelijke notatie grote getallen
5. Wetenschappelijke getal uitschrijven.           resterende tijd zelfstandig werken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Twee nieuwe woorden

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening
1. wat is het grondgetal?
    wat is de exponent?

2.                ......... x .......... x............

3.  4 x 4 x 4 x 4 x 4 x 4 x 4 = 

25=32
53=
4.....

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het kwadraat
7 x 7 = 49      je schrijft 7² 
3 x 3 = 9     je schrijft 9²
6 x 6 = 36     je schrijft 6²

We noemen dit kwadrateren
(het gaat hier over de tweede macht)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

een voorbeeld - bacteriën 
Bacteriën vermeerderen zich heel snel.
Een bacterie groeit en splitst zich dan in tweeën.
Stel dat dit ieder uur gebeurt. Dan ontstaan er
als snel héél veel.... 

Slide 8 - Tekstslide

hoeveel zijn er na 10 uur?
en na 12 uur? na 24 uur
Rekenvolgorde
- eerste haakjes uitrekenen
- dan machtsverheffen
- dan vermenigvuldigen en delen (links naar rechts)
- dan optellen en aftrekken (links naar rechts)

Denk weer om de manier van opschrijven!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Rekenvolgorde
1.

2.

3.

4.



Haakjes wegwerken
Vermenigvuldigen en delen. (L naar R)
Optellen en aftellen (L naar R)
Kwadrateren en worteltrekken.

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefen zelfstandig en in stilte aub
Boek blz 126/127 H4.1 som 1 en 4a  en 5a
Vragen?  Steek je hand op   

10 minuten
Daarna uitleg Wetenschappelijk notatie.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kun je grote getallen eenvoudiger schrijven?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wetenschappelijke notatie

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

schrijf in de wetenschappelijke notatie
26 800 000 000
A
2,68×1010
B
2,68×109
C
2,67×109
D
2,67×1010

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


7,5 x 103  = ....... 
A
7,5 x 10 x 3
B
7,5 x 10 x 10 x 10

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


1,75 x 109  = ....... 
A
175 000 000
B
1 750 000 000
C
17 500 000 000
D
175 000 000 000

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


2,9 x 1012  = ....... 
A
29 000 000 000 000
B
2,900000000000
C
290 000 000 000
D
2 900 000 000 000

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

H4.1 Weet je nu genoeg?
Wat machten zijn?
De rekenvolgorde?.
Wetenschappelijke notatie (grote getallen)?
Wetenschappelijke getal uitschrijven?

Oefeningen maken: blz. 126 t/m 127 som 1 , 2 , 3, 5, 4 a + e + f
                                                                    som 5  a + e + f
                                                                    som 6 , 8 , 9 en 11


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Kleine getallen in de wetenschappelijke notatie
Negatieve exponent

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bereken hoeveel likes na vier maanden worden verwacht.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf in je schrift:   


Begingetal x factor            =  Eindgetal   

 

                        Kort: B x f t  = E  






aantal perioden  
Leer dit uit je hoofd! 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.2 Rente op rente

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.2 Rente op rente
D
10  1020
10,2  1040,4
1040,4  1,02  1061,21
Dus na 3 jaar 
heeft hij 1061,21 
euro op zijn 
rekening staan!

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10000,852=722,50
10000.853=614,13
na 2 jaar
na 3 jaar
Bij een percentage eraf gaat dit precies hetzelfde.
Stel je koopt een fiets van 1000 euro en elk jaar wordt de fiets 15% minder waard
0,85                        
0,85 * 0,85            
0,85 * 0,85 * 0,85 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een Facebookpagina heeft 2500 likes. Het streven is om het komende jaar het aantal likes per maand 4% te laten stijgen. Welke factor hoort bij deze toename?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel likes worden er na een jaar verwacht?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Isa heeft een ballon opgeblazen tot de inhoud 10 liter is. De ballon loopt na het opblazen langzaam leeg. Elk uur ontsnapt ongeveer 4% van de inhoud. Wat is de factor?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

10001.022=1040,40
10001.023=1061,21
na 2 jaar
na 3 jaar

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.2 Rente op rente
Danny heeft 1000 euro op zijn spaarrekening gezet.
De bank geeft hem 2% rente. De rente laat hij op 
dezelfde rekening bijschrijven.

a) Waarom staat er in 
    de tabel   1,02?

omdat 100% + 2% = 102% en dat is factor 1,02
,

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.2 Rente op rente
Danny heeft 1000 euro op zijn spaarrekening gezet.
De bank geeft hem 2% rente. De rente laat hij op 
dezelfde rekening bijschrijven.

b) Wat staat er na 2 jaar 
     op zijn rekening?
     1040,4 euro.



10  1020
1,02  1040,4

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Laat met een berekening zien dat na zes uren nog ongeveer 7,83 liter lucht in de ballon zit.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Op een bankrekening wordt €1000,- gezet.
Elk jaar krijgt de eigenaar 4% rente.

Hoeveel geld staat er op de rekening na 12 jaar?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eerst factor berekenen:
100+4=104
104:100=1,04



Bedrag na 12 jaar:

1000×1,04    = 1601,03
12
Gegevens:
Begingetal: 1000
Toename: 4%
Aantal jaar: 12

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de berekening korter:
800×1,05×1,05×1,05×1,05

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

800×1,05×1,05×1,05×1,05=

800×1,05
4

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke factor hoort bij een toename van 15%?

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Korter schrijven
Hoe kan ik een vermenigvuldiging met dezelfde factor korter schrijven?

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begin altijd met 100%

15% toename, dus het nieuwe percentage is:
100+15=115%

Delen door 100 om de factor te berekenen:
115:100=1,15

Dus de factor is 1,15

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies