Test jezelf H3

Test jezelf hoofdstuk 3
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Test jezelf hoofdstuk 3

Slide 1 - Tekstslide

Doelen voor 'lezen'
  • ik weet wanneer je getallen uitschrijft en wanneer je cijfers gebruikt.
  • ik kan in een zin aangeven welke getallen uitgeschreven moeten worden en welke in cijfers moeten staan.
  • ik kan werkwoorden correct spellen.

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 1
Lees inleiding van de tekst op de volgende twee slides.

De links bij een aantal moeilijke woorden brengen je naar de definitie in het woordenboek.

Slide 3 - Tekstslide

De resultaatverbeteringstoets is beter dan het eindexamen
[1] Het is een unicum: geen eindexamens dit jaar voor eindexamenleerlingen. Alleen voor de leerlingen die niet geslaagd zijn, heeft de regering de ‘resultaatsverbeteringstoets (RV-toets)’ in het leven geroepen. Dat zal ik proberen simpel uit te leggen: zodra de eindcijfers van alle vakken bekend zijn, mag een leerling voor maximaal twee vakken een extra toets maken om het eindcijfer voor dat vak te verbeteren. Het cijfer van een RV-toets telt voor de helft mee voor het eindcijfer van dat vak. Het eerder behaalde schoolexamencijfer telt voor de andere helft mee. Als de score van de RV-toets lager uitvalt dan het eindcijfer, wordt die niet meegeteld. Dit laatste maakt de RV-toets anders dan de reguliere herkansing waar iedere eindexamenleerling normaalgesproken recht op heeft. Een coulante regeling waar menig eindexamenleerling blij mee mag zijn.

Slide 4 - Tekstslide

[2] Of docenten er net zo blij mee zijn, valt te bezien. Aan hen werd de taak gegeven om de RV-toetsen in een korte tijd te maken. Dat leverde behoorlijk wat extra werk op; vele docenten hebben in de avonduurtjes flink doorgewerkt om een goede toets te maken. Maar het resultaat is echt ongelofelijk. Ik heb inmiddels een paar RV-toetsen van het vak Nederlands van verschillende scholen gezien, en ik kan niet anders zeggen dan dat ze beter zijn dan het eindexamen. Hoe kan dat?

Slide 5 - Tekstslide

Wat noemt de schrijver in de inleiding?
A
stelling/standpunt
B
vraag
C
probleem
D
verschijnsel

Slide 6 - Quizvraag

Opdracht 1
Je hebt nu de inleiding van de tekst gelezen. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Doelen voor 'zinsontleding'
  • ik weet wat het verschil is tussen een hoofdzin en een bijzin.
  • ik kan in een zin de hoofdzin en de bijzin aangeven.
  • ik ken de afkortingen ow-zin, lv-zin, mv-zin, nw.deel-zin, vv-zin, bwb-zin.
  • ik kan een samengestelde zin ontleden.
  • ik kan aangeven wat het zinsdeel van de bijzin is.
  • ik weet wat een voorlopig voorzetselvoorwerp is en kan deze aanwijzen in een zin.

Slide 9 - Tekstslide

Doelen voor 'woordsoortbenoeming'
  • ik ken de woordsoorten en hun afkortingen en kan deze herkennen.
  • ik weet wat het verschil is tussen een wed.vnw en een wedig.vnw
  • ik weet wat het verschil is tussen een ns.vgw en een os.vgw
  • ik ken de aanwijzend voornaamwoorden uit mijn hoofd.
  • ik ken de vragend voornaamwoorden uit mijn hoofd.
  • ik ken de wederkerig voornaamwoorden uit mijn hoofd.

Slide 10 - Tekstslide

Doelen voor 'spelling'
  • ik weet wanneer je getallen uitschrijft en wanneer je cijfers gebruikt.
  • ik kan in een zin aangeven welke getallen uitgeschreven moeten worden en welke in cijfers moeten staan.
  • ik kan werkwoorden correct spellen.

Slide 11 - Tekstslide