Hoe begrijp je wat je leest?

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide



Opdrachten maken 

blz. 28, 29, 30

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Quiz! 
1 chromebook per tweetal / drietal
Inloggen: LessonUp

Slide 7 - Tekstslide

1. “Nog twee uur te gaan, maar je mobiel is al bijna leeg.”
Is dit een hoofdzaak of een bijzaak?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 8 - Quizvraag

2. “Het is wetenschappelijk bewezen dat lezen goed voor je is.”
Is dit een hoofdzaak of een bijzaak?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 9 - Quizvraag

3. Hoeveel redenen geeft de tekst waarom lezen nuttig is?

A
Drie
B
Vier

Slide 10 - Quizvraag

4. “Je leest heel veel woorden als je een boek leest.”
Is dit een hoofdzaak of een bijzaak?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 11 - Quizvraag

5. Waarom is lezen een soort sport voor je brein?
A
Je krijgt er een beter geheugen van.
B
Je traint er je hersenen mee.

Slide 12 - Quizvraag

6. “Het werkt zelfs beter dan een rondje lopen of naar rustige muziek luisteren.”
Is dit een hoofdzaak of een bijzaak?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 13 - Quizvraag

7. Wat past het beste bij de betekenis van 'varianten'?
A
soorten
B
winkels
C
verschillen

Slide 14 - Quizvraag

8. Hoeveel nieuwe Nederlandse boeken komen er elk jaar in Nederland bij?
A
Ongeveer een miljoen
B
Ongeveer 60 duizend
C
Ongeveer 16 duizend

Slide 15 - Quizvraag

9. Wat past het beste bij de betekenis van 'toegankelijk'?
A
Te gebruiken
B
De ingang
C
Benaderbaar

Slide 16 - Quizvraag