grammatica zn, lw en bn

Programma
10 minuten in stilte lezen. 
Voorkennis activeren: grammatica woordsoorten
Uitleg zn, olw, blw en bn. 
Oefenen met opdrachten.

Huiswerk: blz. 31 opdr. 2 + blz. 61 opdr. 1 en 3

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma
10 minuten in stilte lezen. 
Voorkennis activeren: grammatica woordsoorten
Uitleg zn, olw, blw en bn. 
Oefenen met opdrachten.

Huiswerk: blz. 31 opdr. 2 + blz. 61 opdr. 1 en 3

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Je kent het zelfstandig naamwoord, het onbepaald en het bepaald lidwoord.
Je kent het (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord. 

Slide 2 - Tekstslide

lidwoord
zelfstandig
naamwoord
werkwoord
boek
de
lopen
een
gooien
parfum
lachen
fototoestel
het

Slide 3 - Sleepvraag

Het zelfstandig naamwoord (ZN)
Dit is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Ook eigennamen (bijv. Joris, Ajax, Rijn, Utrecht) zijn zelfstandige naamwoorden.
Vaak heeft een zelfstandig naamwoord een meervoudsvorm en je kunt er ook vaak een verkleinwoord van maken.
Meestal kun je er 'de', 'het' of 'een' (een lidwoord) voorzetten.

Slide 4 - Tekstslide


hond
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Quizvraag


verdriet
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Quizvraag


vrolijk
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Quizvraag


huis
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Quizvraag


rijst
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Quizvraag


Londen
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Maak opdracht 1 op blz. 30 van Grammatica woordsoorten H1
Je krijgt hiervoor 7 minuten en daarna bespreken we de opdracht.
timer
7:00

Slide 11 - Tekstslide

Het lidwoord 
Er zijn 3 lidwoorden: de, het, een
De en het zijn bepaalde lidwoorden (blw): (de jongen: je weet om wie het gaat!)
een is een onbepaald lidwoord (olw): een jongen (welke jongen???)

Een lidwoord staat altijd voor het zelfstandig naamwoord waar het bijhoort, maar soms staan er nog woorden tussen.
Een (olw) ontzettend grappige gebeurtenis (zn)

Slide 12 - Tekstslide


het
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 13 - Quizvraag


twee
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 14 - Quizvraag


een
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 15 - Quizvraag


de
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 16 - Quizvraag


ene
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 17 - Quizvraag

Een bijvoeglijk naamwoord...
  • zegt iets over een zelfstandig naamwoord (De rode tafel);
  • staat meestal voor een zelfstandig naamwoord (De grote beker);
  • kan ook achter het zelfstandig naamwoord staan (De film is mooi);
  • heeft een korte vorm (zonder -e, bijv. een groot huis) en een lange vorm (met -e, bijv. het grote huis).

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord : vertelt van welke stof iets is gemaakt. Eindigt (vaak) op -en: de houten tafel, de gouden oorbellen, de plastic tas.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is/zijn bijvoeglijke naamwoorden in deze zin? Als het een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is, zet je het tussen (haakjes).

"Die modebewuste meisjes dragen altijd hippe kleding."

Slide 19 - Open vraag

Wat is/zijn bijvoeglijke naamwoorden in deze zin? Als het een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is, zet je het tussen (haakjes).

"Bob heeft een zilveren piercing laten zetten in zijn neus."

Slide 20 - Open vraag

Wat bijvoeglijk naamwoorden in deze zin? Als het een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is, zet je het tussen haakjes.

"Zelfgemaakte tasjes zijn goedkoper en bovendien origineel."

Slide 21 - Open vraag

zelfstandig naamwoord
 Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig
naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
Roos

lokalen
klein

Slide 22 - Sleepvraag

Huiswerk
Maak de opdrachten van Grammatica woordsoorten H1 en H2.

H1 (blz. 31) opdr. 2.
H2 (blz. 60/61) opdr. 1 en 3.

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoel
Je kent het zelfstandig naamwoord, het onbepaald en het bepaald lidwoord.
Je kent het (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord. 

Slide 24 - Tekstslide