Argumentatie H3

Argumenteren 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Argumenteren 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan onderscheid maken tussen een standpunt en een   
      argument
  • Ik kan feitelijke en waarderende argumenten onderscheiden
  • Ik kan een argumentatie weergeven in een blokjesschema

Slide 2 - Tekstslide

Soorten argumenten
Feitelijke argumenten
Dit zijn uitspraken waarvan de schrijver denkt dat ze waar zijn. Let op: een feitelijk argument (eigenlijk een soort leugen) hoeft niet waar te zijn. Ze zijn wel controleerbaar.

Naar mijn mening is Trump de populairste president ooit (standpunt), want bij zijn inhuldiging was de grootste menigte ooit (feitelijk argument - maar wel onwaar).

Slide 3 - Tekstslide

waarderende (niet-feitelijke) argumenten
Dit zijn uitspraken waarover je van mening kunt verschillen, voorbeelden van dergelijke argumenten zijn: 
  • normen en waarden
  • vermoedens
  • geloof of overtuiging
Je kunt deze uitspraken dus niet controleren.

Slide 4 - Tekstslide

Feitelijk of waarderend?
Ik ga liever niet mee naar Parijs, want er is veel criminaliteit.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 5 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend?
Ik denk dat ik de toets heb gehaald, want ik heb mijn best gedaan.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 6 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend:
Mobieltjes in de klas moeten verboden worden. Ze zijn irritant.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 7 - Quizvraag

Opbouw argumentatie
Structuur:

Standpunt
Argument
want / omdat
dus / daarom

Slide 8 - Tekstslide

Want/dus proef
Ik doe liever geen eindexamen, want/omdat als ik slaag moet ik naar een andere school.

Als ik slaag moet ik naar een andere school dus/daarom doe ik liever geen eindexamen
 

Slide 9 - Tekstslide

Want/dus proef
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, die bioscoop is bij mij om de hoek.

Ze hebben er fijne stoelen. Ik vind het Luxor een prettige bioscoop. 

 

Slide 10 - Tekstslide

Want/dus
Hij heeft een onvoldoende gehaald. Hij heeft niet geleerd. 

Dit is een gevaarlijke kruising. Er gebeuren hier veel ongelukken. 

Hij zingt altijd zuiver, het is een goede zanger


Slide 11 - Tekstslide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument

Slide 12 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie
Een schrijver kan een argument ook onderbouwen met een ondersteunend argument. Dit heet onderschikkende argumentatie: 

De kinderopvang moet goedkoper worden, want er zullen meer vrouwen gaan werken, want er is een groot tekort aan arbeidskrachten

Slide 13 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie

Slide 14 - Tekstslide


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
nevenschikkende argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 15 - Quizvraag


A
Nevenschikkend
B
Nevenschikkend
C
Enkelvoudig
D
Onderschikkend

Slide 16 - Quizvraag

Argumentatie
De diagnose deugt niet, want er zijn meetfouten gemaakt en er zijn gegevens weggeraakt.

  • Wat is het standpunt?
  • Wat is het argument?
  • Wat is de structuur? Enkelvoudig,  nevenschikkend,  onderschikkend? 

Slide 17 - Tekstslide

Enkelvoudige argumentatie:
Als het 25 graden buiten is, moeten de lessen uitvallen.

Slide 18 - Woordweb

Onderschikkende argumentatie:
Als het 25 graden buiten is, moeten de lessen uitvallen.

Slide 19 - Woordweb

Nevenschikkende argumentatie:
Als het 25 graden buiten is, moeten de lessen uitvallen.

Slide 20 - Woordweb

Zelf argumenten bedenken?

Slide 21 - Tekstslide