4. Hoefdieren deel 1

• Dieren
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 1

Hoefdieren deel 1

Lesdoelen

Aan het einde van de les:

- Weet jij welke dieren hoefdieren zijn

- Weet jij hoe een gewei van een hert groeit

Hoefdieren

Hoefdieren zijn zoogdieren die over hoeven beschikken of afstammen van dieren met hoeven. Hieronder worden evenhoevigen, onevenhoevigen, slurfdieren, zeekoeien, klipdassen, buistandigen en walvissen gerekend. Ze lopen op de top van hun "vingers" en "tenen". Daardoor zijn de meeste soorten snel. Dit is tevens hun enige middel om aan potentieel gevaar te ontkomen. 

Hoefdieren zijn herbivoor (ze eten plantaardig voedsel). Hier is hun gebit op gebouwd. Het gebit is voorzien van krachtige kauwkiezen. Darmbacteriën helpen vervolgens om het voedsel te verteren.

Nijlpaarden

Nijlpaarden zijn nauwer verwant met de varkens dan met de paarden. Ze hebben een enorme kop en een heel dik lijf. Met hun korte dikke poten kunnen ze snel lopen. Het nijlpaard heet zo omdat hij vroeger veel voorkwam in de rivier de Nijl.

Nijlpaarden hebben een erg dikke huid. Als ze lange tijd niet in het water zijn geweest, scheiden klieren een rode vloeistof af. Die beschermt hun kale huid tegen uitdrogen.

Kamelen

Kamelen noemt men vanwege hun schommelende gang ook wel het 'schip van de woestijn'. Kamelen en dromedarissen komen voor in Azië en Afrika. In Zuid-Amerika leven de lama's en alpaca's. De kameel is al 5000 jaar geleden tot huisdier gemaakt. Hij draagt zware lasten en dient om op te rijden.

Varkens

Varkens zijn evenhoevigen, net als koeien. Een verschil is dat varkens geen herkauwers zijn, het zijn alleseters. Je kunt ze herkennen aan hun slufvormige snuit. Bijna overal ter wereld komen varkens voor. 

Herten

Herten behoren tot de grootste zoogdieren van ons land. Behalve in Europa komen herten ook in Azië en Amerika voor. Er zijn meer dan 35 soorten. De mannetjes hebben een gewei. Dit wordt elk jaar afgeworpen waarna er een nieuw gewei groeit met meer takken. Je kunt de leeftijd van een hert dan ook aan zijn gewei aflezen.

Opdrachten maken

blz. 28 t/m 34

Opdracht 1 t/m 16