Oefentoets hoofdstuk 2

• geschiedenis
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Oefentoets 

-Franse Revolutie

-Nederland onder de Fransen

-Napoleon 

Wat betekent absolutisme?

1. Het volk heeft de macht
2. Rijke families hebben de macht
3. De koning heeft alle macht
4. Het parlement heeft de macht

Boeren en burgers 

Adel 

Geestelijken 

Eerste stand 

Tweede stand 

Derde stand 

Welke standen hoefden geen belasting te betalen?

1. Stand 1 en 3
2. Stand 2 en 3
3. Stand 1 en 2

Op welke datum (dag, maand, jaar) begon de Franse revolutie

Waarmee begon de Franse Revolutie?

1. De koning werd gevangen genomen
2. Bestorming van de Bastille
3. Napoleon veroverde Parijs
4. Opstand in Marseille

De meeste mensen werden onthoofd onder de guillotine in de periode van

1. absolutisme
2. dictatuur
3. terrorisme
4. terreur

Hoe noemen we Nederlanders die tegen stadhouder Willem V waren?

Bataafse 

republiek 

Tot 1795

1795-1806

1806-1810

1810-1813

vanaf 1815 

Koninkrijk Holland

Franse

provincie

Koninkrijk der Nederlanden

Republiek der 7 verenigde 

Nederlanden 

Naar welk land vluchtten stadhouder Willem V en zijn gezin?

1. Duitsland
2. Engeland
3. Amerika
4. Frankrijk

In welk land begon Napoleon Bonaparte te verliezen?

1. Frankrijk
2. Nederland
3. Duitsland
4. Rusland

Wat deden de Russen elke keer als ze zich terugtrokken voor de Fransen?

1. Ze legden prikkeldraad neer
2. Ze staken alles in brand
3. Ze legden mijnen neer
4. Ze lieten veel buit achter

Waar stierven de meeste Franse soldaten aan tijdens de Russische veldtocht?

1. Kogels
2. Ziektes
3. Kou
4. Vuur

In 1813 werd Napoleon bij Leipzig verslagen en gevangen genomen. Waar werd hij naartoe verbannen?

1. Elba
2. Sint Helena
3. Sint Maarten
4. Curacao

Waar werd Napoleon in 1815 definitief verslagen?

1. Moskou
2. Brussel
3. Berlijn
4. Waterloo

Wat voerde Napoleon niet in?

1. Burgerlijke stand (achternamen)
2. Rechts rijden
3. Straatnamen
4. Meter, kilo, liter