Gerechten schrijven - les 2

les 2 - Gerechten schrijven
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

les 2 - Gerechten schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
1. Woorden herhalen
2. Recepten kiezen (huiswerk)
3. Recepten schrijven
4. Kahoot

Slide 2 - Tekstslide

Wat leer je vandaag?
-Ik schrijf de ingrediënten, de benodigdheden en het stappenplan in een recept.

-Ik gebruik woorden die met recepten te maken hebben.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor kookspullen?
A
de benodigdheden
B
de instructie

Slide 4 - Quizvraag

Wat staat er NIET in een recept?
A
de kosten
B
de ingrediënten
C
de benodigdheden
D
het stappenplan

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor het vet gedrukte woord in deze zin?

Pak de suiker.
A
Geef
B
Neem

Slide 6 - Quizvraag

Neem de suiker.

Slide 7 - Tekstslide

Welk woord past in deze zin?

...... de boter .......
A
Zet ..... aan.
B
Droog ..... af.
C
Voeg ..... toe.
D
Was .... af

Slide 8 - Quizvraag

Voeg de boter toe.

Slide 9 - Tekstslide

Wat doet deze kok?

Hij ........ de aardappels.
A
schilt
B
snijdt

Slide 10 - Quizvraag

Wat doet deze kok?

Hij ........ de sinaasappel.
A
schilt
B
perst
C
pelt
D
snijdt

Slide 11 - Quizvraag



 ........ het deeg in de kom.
A
Eet
B
Rol
C
Pak
D
Kneed

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord past in deze zin?

........ het vlees in de pan.
A
Bak
B
Kook

Slide 13 - Quizvraag

Bak het vlees in de pan.
Kook het vlees in de pan.

Slide 14 - Tekstslide

Welk woord past in deze zin?

........ de cake in de oven.
A
Bak
B
Kook

Slide 15 - Quizvraag

Bak de cake in de oven.
Bak het brood in de broodmachine.

Slide 16 - Tekstslide

Het gerecht
Een maaltijd, iets wat je kunt eten.


Ik maak vandaag een nieuw gerecht.

Slide 17 - Tekstslide

Het recept
Uitleg van hoe jij een gerecht moet maken.


Ik zoek een goed recept voor lasagne.

Slide 18 - Tekstslide

Het ingrediënt
Eten wat jij nodig hebt om het gerecht te maken.

Het ingrediënt -> de ingrediënten 

Ik ga naar de supermarkt om de ingrediënten voor de lasagne te kopen.

Slide 19 - Tekstslide

Het stappenplan
Een beschrijving waar punt voor punt staat wat je moet doen.


Ik volg het stappenplan om lasagne te maken.

Slide 20 - Tekstslide

Ideeën
baklava
borsjt
blini
appeltaart
mangu

Slide 21 - Tekstslide

Wat is een goede titel voor ons receptenboek?

Slide 22 - Woordweb