week 8 psychotische stoornissen

Psychotische stoornissen
Module A2, week 8
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Psychotische stoornissen
Module A2, week 8

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
De student kan:
  • In eigen woorden aangeven wat een psychose inhoudt
  • Verschillende vormen van een hallucinatie benoemen
  • Verschillende vormen van wanen uitleggen
  • Aangeven wat de kenmerken van schizofrenie zijn
  • Het verschil aangeven tussen positieve en negatieve symptomen
  • Aangeven waar je op let bij de begeleiding van schizofrene zorgvragers
  • Aangeven waaruit de behandeling bestaat bij schizofrenie

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een psychose?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

PSYCHOSE


'Een toestand van ernstige verwardheid waarbij vooral het denken en waarnemen verstoord zijn. 
Men staat uiteindelijk los van de realiteit'

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat is het verschil tussen wanen en hallucinaties?

Slide 7 - Open vraag

HALLUCINATIE
Stoornis in het waarnemen; Er wordt iets waargenomen wat er volgens anderen niet is.

  • Dit is niet te corrigeren
  • Leidend tot vreemd gedrag

Vormen:

  • Horen (akoestisch)
  • Zien (visueel)
  • Ruiken/proeven
  • Voelen (sensorisch)

Slide 8 - Tekstslide

WAAN
Stoornis in het denken.


  • Een foute, niet te corrigeren overtuiging
  • Die in strijd is met de objectieve realiteit
  • Die voor hem zelf zekerheid is
  • Die niet door logica te beïnvloeden is

Slide 9 - Tekstslide

Roy heeft zijn TV kapot gegooid. 'Ik moest dit wel doen, anders vinden de aliens mij', aldus Roy. Hij zegt dat ze hem via zijn TV op kunnen sporen en hij wil niet dat ze hem vinden. Waar heeft hij last van?
A
Roy heeft een hallucinatie
B
Roy heeft een waan

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

SOORTEN WANEN
  • Grootheidswaan
  • Schuld- en zondewaan
  • Hypochondrische/somatische waan
  • Paranoïde waan
  • Jaloersheidwaan
  • Betrekkingswaan 
  • Achtervolgingswaan
  • Vergiftigingswaan
  • Querulantenwaan
  • Erotomanie

Slide 12 - Tekstslide

Psychotische stoornissen
  • Schizofrenie
  • Kortdurende psychotische stoornis
  • Schizofreniforme stoornis
  • Manische psychose
  • Psychotische stoornis als gevolg van middelengebruik
  • Kraambedpsychose
  • Schizoaffectieve stoornis
  • Waanstoornis
  • Gedeelde psychotische stoornis
  • Psychotische stoornis door lichamelijke aandoening

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Van welke psychotische stoornis is sprake bij Niels?
A
Schizofrenie
B
Waanstoornis
C
Gedeelde psychotische stoornis
D
Manische psychose

Slide 15 - Quizvraag

FEITEN EN CIJFERS
  • Elk jaar ontstaat een eerste psychose bij 1 op de 10.000 inwoners in de leeftijd van 15 tot 45 jaar.
  • Van de 13.500 gedetineerden die Nederland in 1999 telde, waren er 1.000 psychotisch.
  • Medicatie is van groot belang: Meest voorgeschreven medicijnen: antipsychotica en anti-Parkinsonmiddelen (tegen bijwerkingen van antipsychotica)
  • Bij 1/3  van de mensen met een eerste psychose is er sprake van vrijwel volledig herstel (multidisciplinaire richtlijn schizofrenie - 2012)
  • In Nederland heeft 4% van de bevolking een ultrahoog risico (UHR) op een psychose.
Bron: Ypsilon, 2018


Slide 16 - Tekstslide

SCHIZOFRENIE
'Ernstige psychiatrische ziekte, die zich meestal tussen het 16de en 30 - 35ste levensjaar voor het eerst openbaart.
 In Nederland lijden ongeveer 120.000 mensen aan schizofrenie'. (Trimbos)

Slide 17 - Tekstslide

SYMPTOMEN
Positieve symptomen  
komen niet voor bij mensen zonder psychose
  • Hallucinaties
  • Wanen
  • Verward denken

Negatieve symptomen 
er ontbreekt iets wat er eerst wel was
  • Vervlakking gevoelens
  • Ontbreken energie
  • Weinig initiatief
  • Terugtrekken sociale contacten
  • Minder concentratievermogen

Slide 18 - Tekstslide

KLINISCH BEELD EN DIAGNOSE
DSM hanteren algemene symptomen;
  • Wanen
  • Hallucinaties
  • Onsamenhangende spraak
  • Ernstig chaotisch of katatoon gedrag
  • Negatieve symptomen
  • Disfunctioneren in werk, relaties, zelfverzorging
  • Ten minste 6 maanden ononderbroken aanwezig.


Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

RISICOFACTOREN
  • Eeneiige tweeling
  • Zus/broer met schizofrenie
  • Mannelijk geslacht.
  • Stedelijke omgeving
  • Voorgeschiedenis van migratie uit niet-westers land naar Europa
  • Gebruik van cannabis

Slide 21 - Tekstslide

PREVALENTIE
  • 1% van de bevolking gediagnostiseerd.
  • 25% “herstelt”.
  • 50% kan zich maatschappelijk handhaven
  • 15% is aanmerkelijk invaliden
  • 10 % eindigt met suïcide

Slide 22 - Tekstslide

AANDACHTSPUNTEN
Geen vertrouwen in de arts en/of verpleegkundige
Problemen met psychofarmaca:
  • Therapietrouw : Orale antipsychotica:
  • Na 4 wkn: 1 op de 3 stopt met medicatie
  • Na 2 jaar: 3 op de 4 gestopt met medicatie


Slide 23 - Tekstslide

Iemand met een psychose heeft niet persé de ziekte schizofrenie

A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Iemand met de diagnose schizofrenie heeft in veel gevallen meerdere psychosen doorgemaakt

A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

VEEL VOORKOMENDE PROBLEMEN
  • Dreigend geweld (zichzelf of anderen)
  • Sociaal isolement
  • Ineffectieve coping
  • Verstoorde zintuiglijke waarneming
  • Verstoord denken
  • Verstoorde communicatie
  • Zelfredzaamheidtekort
  • Slaapstoornis

Slide 26 - Tekstslide

VPK AANDACHTSPUNTEN
  • Ongeveer 10% van de personen die aan schizofrenie lijden gaat tot zelfdoding over. Meestal gebeurt dit tijdens een periode van depressie of vlak na de 1e acute episode.
  • Overmatig alcohol en drugsgebruik
  • Bejegening


Slide 27 - Tekstslide

Wat heeft de voorkeur?
A
Meegaan in de psychose
B
De psychose tegenspreken
C
geen van beide

Slide 28 - Quizvraag

REHABILITATIE
Gericht op het verminderen van beperkingen veroorzaakt door een psychisch lijden. Daarbij hoort het leren leven met beperkingen, aanpassingen en hulpmiddelen.

  • Herstelgerichte zorg
  • Begeleid zelfstandig wonen (BZW)
  • Dagbesteding:
Doel: contacten, structuur, zingeving aan het bestaan, zelfwaardering
- Alle activiteiten waarmee iemand zijn dag vult: zelfverzorging/ leefomgeving onderhouden/ werken/ vrije tijd/ omgaan met anderen.
- Houd rekening met mate van negatieve symptomen: overleg met de patiënt.


Slide 29 - Tekstslide

Niet doen
Psychose tegenspreken​

Meegaan in de psychose​
Zeggen dat hij nergens bang voor hoeft te zijn​
Verwijten maken​
Hopen dat het vanzelf over zal gaan



Slide 30 - Tekstslide

Wel doen
Luisteren​
Accepteren dat er een eigen werkelijkheid is.​
Bieden van veiligheid​
Je eigen gevoel of gedachten uitspreken zonder gevoel van de ander te ontkennen​

Slide 31 - Tekstslide

Wat doe je als verpleegkundige
Vraag naar de beleving​
Bevestig dat je kunt snappen dat het zo voelt​
Probeer iemand in de realiteit te krijgen of te houden​
Rust en ruimte​
Help mee de activiteiten weer op te pakken

Slide 32 - Tekstslide

Wat kan de patiënt zelf doen​
Trouw in medicatie​
Psycho-educatie​
Niet teveel hooi op de vork​
Structuur aanbrengen in de dag​
Voldoende nachtrust​
Geen alcohol en drugs

Slide 33 - Tekstslide

MEDICATIE
ANTIPSYCHOTICA:
  • Olanzapine ( Zyprexa)
  • Risperidon (Risperdal) 
  • Quetiapine (Seroquel )
  • Sertindol (Serdolect)

TEGEN ANGST:
  • Chloordiazepoxide (Librium)
  • Diazepam (Valium)
  • Alprazolam (Xanax)
  • Oxazepam (Seresta) 

Slide 34 - Tekstslide

GROEPSOPDRACHT
Kies met je subgroep één van onderstaande opdrachten om uit te werken en terug te koppelen aan de groep. 
• Opdracht – verdiepende vragen (werk deze met elkaar uit)
• Opdracht – maken van een voorlichtingsfolder (hang deze op itslearning)
Je vindt de opdrachten op Itslearning 'Week 8 - Opdracht - Gebruik van psychofarmaca'.

Over 45 min. terug in lokaal

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

NABESPREKING
Folders

Verdiepende vragen
(afhankelijk van de tijd evt. antwoordmodel)

Slide 37 - Tekstslide