9 Sterke en zwakke werkwoorden

Start lezen (10 minuten)
timer
10:00
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Start lezen (10 minuten)
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Sterke en zwakke werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les
Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Lukt dit?

Slide 3 - Tekstslide

fietsen
Mijn broer __________ elke dag naar het strand.

Slide 4 - Open vraag

spelen
Wij __________ met waterpistolen in de tuin.

Slide 5 - Open vraag

lopen
In de ochtend __________ oma met de hond door het park.

Slide 6 - Open vraag

eten
Jullie __________ ijsjes op het terras.

Slide 7 - Open vraag

melden
Mijn neef __________ zich aan voor een voetbaltoernooi in de meivakantie.

Slide 8 - Open vraag

zwemmen
Ik __________ met mijn vrienden in het buitenbad.

Slide 9 - Open vraag

Lesdoel
Je weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Uitlegfilmpje

Slide 11 - Tekstslide

Sterke en zwakke werkwoorden
Sterk:  veranderen in de vt van klank:
lopen → liepen; ruiken → roken; zoeken → zochten.


Zwak: veranderen in de verleden tijd niet van klank:
praten → praatten; spelen → speelden; luisteren → luisterden

Slide 12 - Tekstslide

Maken
Cursus 7: paragraaf 9: alle opdrachten

Klaar?
- Trainen

Slide 13 - Tekstslide