1 KGT C7 §9 L1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k, g
• Leerjaar 2

Cursus 8 Spelling § 9 blz. 234

*Lesdoel: 

Je weet wat zwakke en sterke werkwoorden zijn en hoe je deze op de juiste manier schrijft.

* Vorige les: start sterke en zwakke werkwoorden

Nakijken en controleren huiswerk

Opdracht 1 t/m 6 blz. 234-235

Wat is volgens jou een sterk werkwoord?

Noem 3 voorbeelden van zwakke werkwoorden.

Aantekening Cursus 7 § 9 blz. 234

Er zijn sterke en zwakke werkwoorden. 

Om werkwoorden goed te kunnen spellen, moet je weten wat het verschil is tussen beide soorten.

Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank:

lopen → liepen; ruiken → roken; zoeken → zochten.

Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank:

hopen → hoopten; praten → praatten; spelen → speelden; luisteren → luisterden.

Wat is een sterk werkwoord?

1. De stam van het werkwoord
2. Dat verandert van klank.
3. Dat verandert niet van klank.
4. Geen van allen.

Bij een sterk werkwoord...

1. blijft de klank hetzelfde in de verleden tijd.
2. verandert de klank in de verleden tijd.

Wat is een sterk werkwoord?

1. vragen
2. darten

Wat zijn de sterke werkwoorden?

1. beginnen, bieden, bijten en blazen
2. kijken, klagen, kosten, krabben
3. mailen, masseren, melden, mompelen
4. raden, regeren, roepen en ruiken

Een zwak werkwoord...

1. verandert niet van klank in de verleden tijd.
2. verandert wel van klank in de verleden tijd.

Wat zijn zwakke werkwoorden?

1. Werkwoorden die in de verleden tijd van klank veranderen.
2. Werkwoorden die je kunt doen.
3. Werkwoorden die in de verleden tijd eindigen op -de(n) of -te(n).
4. Werkwoorden die je overkomen.

Wat is een zwak werkwoord?

1. lopen
2. fietsen
3. gaan
4. worden

Zelfstandig werken of instructiegroep 

Huiswerk: 

*  Cursus 7 Spelling §8 en §9> maken oefentoetsen

Klaar?

Online> Cursus 7 §7> Mixopdrachten

Cursus 7 §6> Spellingsalarm

Ik ken het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden.

1. Ja!
2. Een beetje.
3. Helemaal niet.
4. Ik vind dit nog moeilijk.

Evaluatie

Wat ging er goed deze les?