Hoofdstuk 3: Oorzaken criminaliteit

Criminaliteit
Hoofdstuk 3
Oorzaken van criminaliteit
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Criminaliteit
Hoofdstuk 3
Oorzaken van criminaliteit

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een misdrijf?



A
Wildplassen.
B
Op de fiets zonder licht in het donker fietsen.
C
Zonder te betalen in de tram zitten.
D
Een krat bier uit de supermarkt stelen.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is criminaliteit? (Definitie)
A
Onfatsoenlijk gedrag
B
Overtredingen
C
Door de wet strafbaar gesteld gedrag
D
Misdrijven

Slide 3 - Quizvraag

Na een overval op onze school durft Klaas niet meer naar school. Dit is een voorbeeld van:
A
Immateriële gevolgen van criminaliteit
B
Materiele gevolgen van criminaliteit

Slide 4 - Quizvraag

welk onderzoek is betrouwbaarder
A
slachtofferenquête
B
daderenquête

Slide 5 - Quizvraag

wie of wat bepaalt wat de hoogte van een straf voor een misdrijf moet zijn?
A
de rechter
B
Officier van Justitie
C
de Tweede Kamer
D
wetboek van strafrecht

Slide 6 - Quizvraag

Wat is GEEN reden dat politiestatistieken niet volledig zijn:
A
sommige delicten worden niet ontdekt (moeilijk op te sporen)
B
Aangiftebereidheid, soms durven mensen niet.
C
Er wordt geen aandacht aan gegeven vanuit de media
D
Selectieve opsporing, agenten lopen niet overal evenveel.

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je:

- Uitleggen waarom jongens/mannen vaker criminaliteit plegen
- Uitleggen hoe leeftijd een rol speelt bij criminaliteit
- Benoemen welke orzaken van criminaliteit er zijn (individueel en maatschappelijk) en uitleggen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

wie worden er crimineel?
lage maatschappelijke positie
geslacht: mannen en jongens
aangeboren verschillen, sterker en agressiever
en verschil in opvoeding: socialisatie
leeftijd: jongens 16-24 jaar

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Dé crimineel bestaat niet
Maatschappelijke positie
De combinatie van werkloosheid, geldgebrek en verveling vergroot de kans op crimineel gedrag
Uitzondering: witteboordencriminaliteit
Etnische afkomst
Allochtonen komen vaker in aanraking met politie dan autochtonen.
Aangiftebereidheid is ook groter..
Geslacht
Jongens zijn vaker crimineel dan meisjes.
Socialisatie is hierbij belangrijk aspect
Leeftijd
Veelvoorkomende criminaliteit door 16 tot 23 jaar
Recidivist

Slide 12 - Tekstslide

Waarom wordt iemand crimineel?
We onderscheiden 2 oorzaken:

- Risicofactoren
- Beschermende factoren

Slide 13 - Tekstslide

Risicofactoren

-  Gebrekkige opvoeding
- Gedrags- en psychische problemen
- Sterke groepsdruk
- Drugsgebruik/ alcoholgebruik (40% oiv alcohol)
- Persoonlijkheidskenmerken (aangeboren agressief)

Slide 14 - Tekstslide

Gebrekkige opvoeding
Aangeleerd gedrag binnen een gezin.


Kans op antisociaal en agressief gedrag neemt toe.

Slide 15 - Tekstslide

Gedrags- en psychische problemen
Verwaarlozing , mishandeling, geweld thuis.

Problemen op school, spijbelen.

Slide 16 - Tekstslide

Groepsdruk
De ''druk'' om met je vrienden iets strafbaars te doen.

Je wordt overgehaald en schakelt tijdelijk je schuldgevoel uit.

Hogere positie in de groep.

Hoe werkt groepsdruk? Kijk video

Slide 17 - Tekstslide

Drugsgebruik
40% geweldsmisdrijven wordt gepleegd onder invloed van alcohol.

Drugsverslaafden: geld stelen om drugs te kopen

Slide 18 - Tekstslide

Persoonlijkheidskenmerken
Aangeboren eigenschap tot agressief gedrag of gebrek aan zelfdiscipline, problematische moeite met autoriteit of teleurstellingen.

Slide 19 - Tekstslide

Beschermende factoren
  • Werk en onderwijs
  • Relatie
  • Gezin
  • Sociale vaardigheden

Slide 20 - Tekstslide

Leeftijd
Recidivist = een persoon die telkens strafbare feiten begaat

(5% van opgroeiende jongens)

Slide 21 - Tekstslide

maatschappelijke oorzaken
- Slechte levensomstandigheden
- Minder sociale controle in de buurt 
- Gelegenheid maakt de dief   (gelegenheidsmotief)
- Normvervaging
- Gebrek maatschappelijke bindingen (familie , vrienden, werk)
- Eens een dief, altijd een dief. (etikettering)

Slide 22 - Tekstslide

Slechte levensomstandigheden
Lage maatschappelijke positie
Een lage maatschappelijke positie kan leiden tot crimineel gedrag. Wanneer iemand met weinig geld toch een mooie auto wil rijden kan hij besluiten deze te stelen omdat hij/zij vindt dat hij er recht op heeft

Slide 23 - Tekstslide

Anonieme samenleving

Geen sociale controle: 
Mensen letten niet op elkaar, buren kennen elkaar niet, niet durven aanspreken op elkaars gedrag (sociale cohesie).




Slide 24 - Tekstslide

Gelegenheidsmotief
Als de pakkans klein is, neemt de criminaliteit toe.


Weinig tot geen beveiliging, politie heeft andere prioriteiten.

Mensen maken van de gelegenheid gebruik om een delict te plegen.
Zie: Rationele Keuzetheorie

Slide 25 - Tekstslide

Minder besef van waarden en normen
Normvervaging

Minder besef van gemeenschappelijke waarden en normen.

Rechtsregels worden minder nageleefd.

Slide 26 - Tekstslide

Gebrek aan maatschappelijke bindingen.

Geen familie, vrienden, school, werk. 

Niemand hoeft rekening met jou te houden. 

Regels en de samenleving interesseren je minder.

Je hebt niets te verliezen.

Slide 27 - Tekstslide

Eens een dief, altijd een dief.
Etiket: 'crimineel'

Mensen gaan zich volgens dit etiket gedragen en gaan weer de fout in.


Slide 28 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je:

- Uitleggen waarom jongens/mannen vaker criminaliteit plegen
- Uitleggen hoe leeftijd een rol speelt bij criminaliteit
- Benoemen welke orzaken van criminaliteit er zijn (individueel en maatschappelijk) en uitleggen

Slide 29 - Tekstslide