H2 paragraaf 1
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Om van het primaire inkomen het secundaire inkomen te maken moet je
A
van het primaire inkomen belasting eraf halen en de uitkeringen en toeslagen erbij optellen.
B
Bij het primaire inkomen belasting optellen en de uitkeringen en toeslagen eraf halen.
Slide 6 - Quizvraag
Hoe groter de 'buik' van de Lorenzcurve is, hoe...
A
meer de inkomens ongelijk verdeeld zijn
B
meer de inkomens gelijk verdeeld zijn.
Slide 7 - Quizvraag
Welke uitspraak is juist?
A
de armste 20% van de mensen verdient 10% van het inkomen.
B
De armste 40% van de mensen verdient 20% van het inkomen.
C
De rijkste 10% van de mensen verdient 25% van het inkomen.
D
De rijkste 10% van de mensen verdient 75% van het inkomen.
Slide 8 - Quizvraag
Hoeveel procent van het inkomen
heeft de armste 20% van de bevolking?
heeft de armste 20% van de bevolking?
Slide 9 - Open vraag
Hoeveel procent van het inkomen
heeft de armste 40% van de bevolking?
heeft de armste 40% van de bevolking?
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Dagelijkse uitgaven zijn
A
Huur abonnementen
B
Kleding
C
Kopen van een schilderij
D
Toiletspullen kopen
Slide 14 - Quizvraag
wat zijn incidentele uitgaven
A
het geld dat je krijgt
B
grote uitgaven die je af en toe doet
C
kleine uitgaven voor je dagelijks leven
Slide 15 - Quizvraag
Bij welke type uitgave moeten veel mensen geld reserveren om de uitgave te kunnen betalen?
A
Vaste lasten
B
Incidentele uitgaven
C
Dagelijkse uitgaven
