H3 - Chapitre 2 oefenen voor de toets

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

H3 - Chapitre 2

Vocabulaire et phrases-clés

Traduis F-N:
faire la grasse matinée

1. uitrusten
2. uitzieken
3. uitslapen
4. uitkijken

Traduis F-N:
je me lève

1. ik word wakker
2. ik ga uit bed
3. ik sta op
4. ik val in slaap

Traduis F-N:
le début

1. de eerste keer
2. het begin
3. aan het eind
4. de snelste

Traduis F-N:
sans

1. met
2. soms
3. zonder
4. naast

Traduis F-N:
faire de la voile

1. surfen
2. zeilen
3. duiken
4. zwemmen

Traduis N-F:
afgrijselijk

1. terrible
2. affreux
3. ennuyeux
4. énervant

Traduis N-F:
vergeten

1. oublier
2. travailler
3. subir
4. habiter

Traduis N-F:
warm

1. riche
2. pauvre
3. chaud
4. froid

Traduis N-F:
springen

1. jumper
2. sauver
3. souper
4. sauter

Traduis N-F:
verlegen

1. riche
2. embetant
3. pauvre
4. timide

Traduis N-F:
de volwassene (m/v)

Traduis N-F:
te laat

Traduis N-F:
dat maakt me gek

Traduis N-F:
in het westen

Traduis N-F:
in de winter

Traduis N-F:
Wat ga je morgen doen?

Traduis N-F:
Wij vinden het leuk om te sporten

Traduis N-F:
Wat is je lievelingsserie?

Traduis N-F:
Wat is je lievelingsserie?

Traduis N-F:
Morgenochtend, ga ik naar de stad.

Grammaire: à/de + bepaald lidwoord

Noteer zoveel mogelijk voorzetsels in het Nederlands

Vul in:
Il va ... collège

1. au
2. à le
3. à la
4. aux

Vul in:
C'est l'acteur ... film.

1. de le
2. de la
3. des
4. du

Vul in:
Il habite ... Pays-Bas.

1. au
2. à le
3. à la
4. aux

Vul in:
C'est la personne la plus importante ... histoire.

1. de l'
2. de la
3. des
4. du

Grammaire:
Regelmatige werkwoorden op -er/-re/-ir

Noteer zoveel mogelijk regelmatige werkwoorden op -er in het Frans (hele werkwoorden).

Vervoeg in de présent:
nous - travailler

1. nous travaillerons
2. nous travaillez
3. nous travaillon
4. nous travaillons

Vervoeg in de passé composé:
ils - perdre

1. ils vont perdre
2. ils sont perdus
3. ils ont perdu
4. ils ont perdre

Vervoeg in de passé composé:
je - choisir

1. je choisis
2. j'ai choisi
3. je vais choisir
4. je choisir

Vertaal N-F:
U heeft gewoond

Vertaal N-F:
Jullie antwoorden

Vertaal N-F:
Jij hebt gekozen

Ik ken de regels om regelmatige werkwoorden op -er/-re/-ir te vervoegen.

😒🙁😐🙂😃

Fin du cours! Bon courage!