Les 5: stofwisseling & verbranding

Les 5: stofwisseling & verbranding
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 5: stofwisseling & verbranding

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
-Herhalingsopgaven
- Uitleg stofwisseling en verbranding
-Opgave
-Filmpjes

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen dat planten bij de fotosynthese energie vastleggen in glucose.
  • Je kunt uitleggen dat bij de afbraak van glucose energie vrijkomt.
  • Je kunt het verband beschrijven tussen verbranding in je lichaam en lichamelijke inspanning.
  • Je weet dat voor verbranding zuurstof nodig is en dat koolstofdioxide ontstaat.

Slide 3 - Tekstslide

Fretten zijn lange slanke dieren. Ze hebben in verhouding een dunne buik.
Wat zegt dit over de voedselkeuze van fretten?
A
Fretten eten alleen dieren
B
Fretten eten alleen planten
C
Fretten eten zowel planten als dieren

Slide 4 - Quizvraag

Welke stof zit er in plantaardig voedsel, zodat dit voedsel voor mensen moeilijk te verteren is?
A
Kalkzouten
B
Vet
C
Zetmeel
D
Cellulose

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn plooikiezen?
A
Kiezen met een knobbelig oppervlakte, waarmee het voedsel kan worden fijngemalen.
B
Kiezen met harde richels van glazuur, waarmee het voedsel kan worden fijngemalen.
C
Scherpe kiezen waarmee het voedsel in stukken kan worden geknipt.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de tandformule van dit gebit?
A
2.0.5/2.1.5 2.1.4/2.0.4
B
2.1.4/2.0.5 2.0.4/2.1.5
C
5.0.2/5.1.2 4.1.2/4.0.2
D
5.1.2/5.0.2 4.0.2/4.1.2

Slide 7 - Quizvraag

Tandholte
Zenuw
Kaakbeen
Tandvlees
Cement
Bloedvat
Tandbeen
Glazuur
Wortelvlies

Slide 8 - Sleepvraag

Stofwisseling
Planten maken voedsel en zuurstof voor dieren en mensen. De cellen in je lichaam gebruiken de stoffen die planten maken. Daardoor heb je energie om te bewegen en warm te blijven.

Slide 9 - Tekstslide

Fotosynthese
Als het licht is, vindt in de groene delen van planten fotosynthese plaats. Bladgroenkorrels gebruiken de energie uit zonlicht om koolstofdioxide en water om te zetten in glucose (zie beide afbeeldingen). Glucose bevat veel energie. Met behulp van die energie maakt een plant van glucose weer allerlei andere stoffen, onder andere de stoffen waaruit de plant bestaat. Bij fotosynthese ontstaat ook zuurstof: water + koolstofdioxide + energie → glucose + zuurstof

Niet alleen plantencellen kunnen stoffen omzetten in andere stoffen. In alle organismen vindt stofwisseling plaats. Ook in de cellen van jouw lichaam worden voortdurend stoffen omgezet.
Dat zorgt ervoor dat je kunt bewegen, dat je warm blijft en dat
je lichaam kan herstellen en groeien. Stofwisseling is nodig 
om in leven te blijven.

Slide 10 - Tekstslide

Afbraak van glucose
Bladgroenkorrels slaan de energie uit zonlicht op in glucose. De energierijke glucose wordt daarna afgevoerd naar de andere delen van de plant. Cellen gebruiken glucose als energiebron. Door de glucose af te breken komt de opgeslagen energie vrij. Die energie en de resten van de glucose kan de cel gebruiken, bijvoorbeeld om weer andere stoffen te maken. Zo kan de plant groeien en nieuwe delen maken. Ook in cellen van mensen en dieren wordt glucose afgebroken om energie vrij te maken.

De afbraak van glucose gebeurt in mitochondriën (enkelvoud: mitochondrium). Deze 
celorganellen komen voor in plantaardige en dierlijke cellen. Met een 
lichtmicroscoop kun je ze niet zien, maar met een elektronenmicroscoop lukt dat wel.
In de afbeelding zijn de celorganellen gekleurd met de computer zodat ze beter 
te zien zijn. De bruine rondjes en staafjes in de cel van de afbeelding zijn 
mitochondriën. Cellen die veel energie nodig hebben, zoals spiercellen, bevatten 
veel mitochondriën. In de uitvergroting zie je één mitochondrium.

Slide 11 - Tekstslide

Verbranding
Bij verbranding verdwijnt de brandstof en ontstaan nieuwe stoffen. Er komt energie vrij, bijvoorbeeld warmte. Ook in je lichaam vindt verbranding plaats.

Slide 12 - Tekstslide

Zuurstof en koolstofdioxide 
Als een kaars brandt, verdwijnt het kaarsvet. Kaarsvet is een brandstof. Als je een glas over de kaars zet, gaat de kaars uit (zie afbeelding). Dat komt doordat de zuurstof opraakt. Voor verbranding is zuurstof nodig.
Bij verbranding komt energie vrij. Bij een brandende kaars komt energie vrij in de vorm van licht en warmte. Ook ontstaan er nieuwe stoffen: water en koolstofdioxide. Die stoffen kun je niet zien, omdat het gassen zijn in de lucht. Met proefjes kun je ze wel aantonen.

Bij verbranding worden een brandstof en zuurstof omgezet in water, koolstofdioxide en energie:

brandstof + zuurstof → water + koolstofdioxide + energie

Slide 13 - Tekstslide

Energie
Ook in je lichaam vindt verbranding plaats. Bij de verbranding in je lichaam is er geen vuur. Wel is een brandstof nodig. Je lichaam gebruikt vooral glucose als brandstof. Glucose krijg je binnen met je voedsel. Het wordt gemaakt door planten bij de fotosynthese.

Bij de verbranding van glucose in je lichaam ontstaan water en koolstofdioxide. Ook komt energie vrij. Je lichaam gebruikt die energie, bijvoorbeeld om te bewegen en om warm te blijven (zie afbeelding). Alle organen in je lichaam hebben energie nodig. Je spieren bijvoorbeeld hebben energie nodig om te bewegen.

In elke cel van je lichaam vindt voortdurend verbranding plaats, dag en 
nacht. Zonder verbranding gaat een cel dood. Dat geldt niet alleen voor 
de cellen van een mens, maar voor alle cellen van alle organismen.

Slide 14 - Tekstslide

Inspanning
Als je een stuk gaat lopen, hebben je spieren energie nodig. Die energie komt vrij bij de verbranding. Als je harder loopt, hebben de cellen in je spieren meer energie nodig. Hoe groter de lichamelijke inspanning, hoe meer verbranding er plaatsvindt. Daarvoor is meer brandstof nodig en ook meer zuurstof.

Om meer zuurstof binnen te krijgen, ga je sneller en dieper ademhalen. Ook andere 
organen gaan harder werken om ervoor te zorgen dat je cellen voldoende brandstof 
en zuurstof krijgen. Je merkt bijvoorbeeld dat je hart sneller gaat kloppen.

Doordat er meer verbranding plaatsvindt, krijg je het warmer (zie afbeelding). 
De warmte wordt afgevoerd via je huid, onder andere door zweten. Bij meer 
verbranding ontstaat ook meer koolstofdioxide. Het koolstofdioxide wordt 
uit de cellen afgevoerd door het bloed.

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf de formule van fotosynthese op:
... + ... + ... -> ... + ...

Slide 16 - Open vraag

Welke stoffen ontstaan bij fotosynthese?

Slide 17 - Open vraag

In de afbeelding zie je een aardbeienplant.

In welk deel of welke delen van deze plant kan fotosynthese plaatsvinden?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 18 - Quizvraag

De aardbeienplant heeft energie nodig voor de fotosynthese.
Waar komt deze energie vandaan?
A
de aardbeien
B
de bladgroenkorrels
C
het zonlicht
D
het water

Slide 19 - Quizvraag

Wat is stofwisseling?

Slide 20 - Open vraag

Bladgroenkorrels komen voor in de cellen van
A
dieren
B
planten
C
mensen

Slide 21 - Quizvraag

Komen mitochondriën voor in de cellen van dieren, mensen en planten? Leg je antwoord uit.

Slide 22 - Open vraag

• In bladgroenkorrels wordt glucose.............
Hierbij wordt energie.............
• In mitochondriën wordt glucose.............
Hierbij wordt energie.............
Maak de zinnen af.
Sleep de juiste woorden naar de zinnen.
afgebroken

vrijgemaakt
vastgelegd
gemaakt

Slide 23 - Sleepvraag

Spieren zijn opgebouwd uit cellen. Die spiercellen zijn niet bij iedereen gelijk. Sommige mensen hebben spiercellen met veel mitochondriën. Bij andere mensen bevatten de spiercellen minder mitochondriën.

Leg uit welke spiercellen je vooral aantreft bij mensen die veel sporten.

Slide 24 - Open vraag

Draadwier is een klein draadvormig waterplantje. In de afbeelding zie je een tekening van vier stukjes draadwier. Op elk stukje draadwier schijnt een andere kleur licht. In de buurt van het draadwier leven bacteriën. Die bacteriën zie je ook in de afbeelding.
Wat kun je uit de afbeelding afleiden over de invloed van de lichtkleur op de fotosynthese?

Slide 25 - Open vraag

Wat is nodig voor verbranding?

Slide 26 - Open vraag

Wat ontstaat bij verbranding?

Slide 27 - Open vraag

1. Wat is de brandstof bij een brandende kaars?
2. En welk gas raakt op wanneer je een glas over de kaars zet?
3. Welke vormen van energie komen vrij bij een brandende kaars?

Slide 28 - Open vraag

1. Welke brandstof gebruiken mensen vooral in hun lichaam?
2. Waarvoor gebruikt je lichaam de energie die vrijkomt bij verbranding?
3. Welke twee stoffen ontstaan bij verbranding?

Slide 29 - Open vraag

In welke celorganellen vindt verbranding plaats?

Slide 30 - Open vraag

Wanneer vindt in plantaardige cellen verbranding plaats?
A
nooit
B
alleen overdag
C
alleen 's nachts
D
overdag en 's nachts

Slide 31 - Quizvraag

Vindt in je oog verbranding plaats? Leg je antwoord uit.

Slide 32 - Open vraag

Tijdens een sportwedstrijd:
• gaat je ademhaling ................
• klopt je hart .................
• wordt je lichaam door de verbranding .................
• wordt ................ brandstof en zuurstof naar de cellen vervoerd.
Tijdens je slaap:
• heb je ................ zuurstof nodig. 
• ontstaat ................  koolstofdioxide bij de verbranding.
• gaat de verbranding in je lichaam .................
Vergelijk een sportwedstrijd met slapen.

Sleep de juiste woorden naar de zinnen.
minder
minder
sneller
sneller
meer
langzamer
warmer

Slide 33 - Sleepvraag

Voor verbranding in je lichaam is een brandstof nodig.

Zit in voedsel energie? Leg je antwoord uit.

Slide 34 - Open vraag

Bij lichamelijke inspanning treden er veranderingen op in je lichaam. In de volgende zinnen worden die veranderingen genoemd.
Maak de zinnen af.
1 De ademhaling gaat sneller doordat ...
2 Het hart gaat sneller kloppen doordat ...
3 Je krijgt het warm doordat ...

Slide 35 - Open vraag

In een afgesloten ruimte bevinden zich organismen. Alle organismen zijn van dezelfde soort. In het diagram van de afbeelding zie je hoe de hoeveelheid zuurstof en de hoeveelheid koolstofdioxide in de ruimte veranderen.

Welke bewering over de organismen in deze ruimte is juist?
A
In de ruimte bevinden zich dieren die in het donker leven.
B
In de ruimte bevinden zich dieren die in het licht leven.
C
In de ruimte bevinden zich planten die in het donker staan.
D
In de ruimte bevinden zich planten die in het licht staan.

Slide 36 - Quizvraag

Waarom hebben mensen planten nodig om in leven te blijven? Geef twee redenen.

Slide 37 - Open vraag

De energie die vrijkomt bij verbranding is uiteindelijk afkomstig van de zon. Leg dat uit.

Slide 38 - Open vraag

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

In welke celorganellen vindt verbranding plaats?

Slide 41 - Open vraag

Wanneer vindt in plantaardige cellen verbranding plaats?
A
nooit
B
alleen overdag
C
alleen 's nachts
D
overdag en 's nachts

Slide 42 - Quizvraag