H.3 Lineaire grafiek bij formule - 3.2

Leerdoelen H.3
H3: Formules en grafieken
Vk Rekenen met formules
1. Lineair of niet
2. Lineaire grafiek bij formule
3. Regelmaat in tabellen
4. Formules bij een tabel
5. Formule bij een grafiek  
6. Richtingscoefficient
     berekenen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen H.3
H3: Formules en grafieken
Vk Rekenen met formules
1. Lineair of niet
2. Lineaire grafiek bij formule
3. Regelmaat in tabellen
4. Formules bij een tabel
5. Formule bij een grafiek  
6. Richtingscoefficient
     berekenen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je weet wat een (wiskundig) verband is.

Je weet wat een woordformule is en kunt deze gebruiken.

Je weet wat variabelen zijn.

Je weet wat eenheden zijn.

Je weet wat een richtingscoёfficiёnt (r.c.) is
 en kunt deze vinden in een lineaire formule.












H3: Formules en grafieken

Vk Rekenen met formules
1. Lineair of niet
2. Lineaire grafiek bij formule
3. Regelmaat in tabellen
4. Formules bij een tabel
5. Formule bij een grafiek
6. Richtingscoefficient
     berekenen

Slide 2 - Tekstslide

Bovenbouw

Paragraaf die besproken wordt in het blauwe vak dikgedrukt maken.

Het hoofdstuk waar je nu in werkt in het blauwe vak. 
Het hoofdstuk / de hoofdstukken wat er nog aan komt in deze SE-periode, of die al geweest is/zijn in het zwarte vak plaatsen. 
Wel de volgorde van aanbod van boven naar beneden laten lopen.
Leerdoelen
Je weet wat een lineaire formule is
 en kunt deze snel herkennen in een formule.


Je weet wat een lineair verband is.


Je kunt een lineaire grafiek tekenen bij een lineaire formule.


Je weet wat het minimum van een grafiek is.















H3: Formules en grafieken

Vk Rekenen met formules
1. Lineair of niet
2. Lineaire grafiek bij formule
3. Regelmaat in tabellen
4. Formules bij een tabel
5. Formule bij een grafiek
6. Richtingscoefficient
     berekenen

Slide 3 - Tekstslide

Bovenbouw

Paragraaf die besproken wordt in het blauwe vak dikgedrukt maken.

Het hoofdstuk waar je nu in werkt in het blauwe vak. 
Het hoofdstuk / de hoofdstukken wat er nog aan komt in deze SE-periode, of die al geweest is/zijn in het zwarte vak plaatsen. 
Wel de volgorde van aanbod van boven naar beneden laten lopen.
Terugblik




  • Welke grafiek is een constante, of horizontale grafiek?
  • Welke grafieken zijn vloeiende krommen?
  • Welke grafieken zijn lineair?
  • Welke grafiek stijgt steeds langzamer? En welke steeds sneller?
  • Welke grafiek daalt steeds langzamer?
  • Welke grafiek stijgt steeds met dezelfde snelheid?
  • Welke grafiek is periodiek?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2: Lineaire grafiek bij formule
Als je een bijbaan hebt, dan verdien je meer wanneer je meer gewerkt hebt.
Hierbij zeggen de inkomsten en tijd iets over elkaar, ofwel 
                 tussen de variabelen inkomsten en tijd bestaat een verband.
  • Woordformule: Inkomsten in € = 3 + 5 x tijd in uren
  • Letterformule:                              : I = 3 + 5t
  •                                                                 I: inkomsten in € en  t: tijd in uren       
         
  • Vergeet bij de verklaring van de letters niet de eenheden, hier € en uren.  

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2: Lineaire grafiek bij formule



  • begingetal = € 3,- 
  • stijggetal = 5, ofwel richtingscoefficient = 5 
  • De stijging gaat elk uur even hard, dus stijgt het in een rechte lijn. Het is  een lineaire formule, ofwel een lineair verband
  • Hierbij kun je een lineaire grafiek tekenen.
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € en t: tijd in uren

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
________________________
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10

Slide 7 - Tekstslide

Bespreken welke variabele je bij de assen zet

I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10

Slide 8 - Tekstslide

minimum en maximum bepalen
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
I: inkomsten in euro, zie de horizontale as
t: tijd in euro, zie verticale as

Slide 9 - Tekstslide

Maximum en minimum bepalen.

Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:
begingetal = 3


Slide 10 - Tekstslide

Maximum en minimum bepalen.

Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:
begingetal = € 3

tabel maken om de grafiek te kunnen tekenen


5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55

Slide 11 - Tekstslide

Maximum en minimum bepalen.

Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:
begingetal = € 3





5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
.
.

Slide 12 - Tekstslide

Maximum en minimum bepalen.

Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:
begingetal = € 3

I = 3 + 5 x 10 = € 53

Controlepunt:


5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
.
.

Slide 13 - Tekstslide

Maximum en minimum bepalen.

Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:
begingetal = € 3


I = 3 + 5 x 10 = € 53

Controlepunt:
I = 3 + 5 x 5 = € 28

5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
.
.

Slide 14 - Tekstslide

Maximum en minimum bepalen.

Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:
begingetal = € 3


I = 3 + 5 x 10 = € 53

Controlepunt:
I = 3 + 5 x 5 = € 28

5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
.
.
.

Slide 15 - Tekstslide

Maximum en minimum bepalen.

Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:
begingetal = € 3


I = 3 + 5 x 10 = € 53

Controlepunt:
I = 3 + 5 x 5 = € 28

5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
.
.
.
__________________________________

Slide 16 - Tekstslide

Maximum en minimum bepalen.

Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:
begingetal = € 3


I = 3 + 5 x 10 = € 53

Controlepunt:
I = 3 + 5 x 5 = € 28

5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
.
.
.
__________________________________
Verdiensten bijbaan

Slide 17 - Tekstslide

Altijd afmaken met een titel
3.2: Lineaire grafiek bij formule
Als er een grafiek getekend is, dan is het:
  • Minumum (begingetal): het laagste punt van de grafiek
    (dus van de lijn, niet van het assenstelsel).     

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen
Sjaak houdt een feestje. De chips koopt hij via een website. 
Hierbij hoort onderstaande formule.

Kosten in € = 4,95 + 1,25 x aantal zakken chips




Slide 19 - Tekstslide

Bespreek hierbij zelf de begrippen:
variabelen, verband, woordformule, letterformule, begingetal, richtingscoefficient, lineaire formule.

Ik doe dit met wisbordjes.

Denk bij de letterformule aan de verklaring voor de letters.
Even oefenen
Romana heeft nieuwe kaarsen gekocht. Bij de lengte van de kaars hoort de formules hieronder.

Lengte in cm = 30 - 0,5 x aantal branduren




Slide 20 - Tekstslide

Bespreek hierbij zelf de begrippen:
variabelen, verband, woordformule, letterformule, begingetal, richtingscoefficient, lineaire formule.

Ik doe dit met wisbordjes.

Denk bij de letterformule aan de verklaring voor de letters.
En RC = -0,5
Besproken leerdoelen
Je weet wat een (wiskundig) verband is.

Je weet wat een woordformule is en kunt deze gebruiken.

Je weet wat variabelen zijn.

Je weet wat eenheden zijn.

Je weet wat een richtingscoёfficiёnt (r.c.) is
 en kunt deze vinden in een lineaire formule.












H3: Formules en grafieken

Vk Rekenen met formules
1. Lineair of niet
2. Lineaire grafiek bij formule
3. Regelmaat in tabellen
4. Formules bij een tabel
5. Formule bij een grafiek
6. Richtingscoefficient
     berekenen

Slide 21 - Tekstslide

Bovenbouw

Paragraaf die besproken wordt in het blauwe vak dikgedrukt maken.

Het hoofdstuk waar je nu in werkt in het blauwe vak. 
Het hoofdstuk / de hoofdstukken wat er nog aan komt in deze SE-periode, of die al geweest is/zijn in het zwarte vak plaatsen. 
Wel de volgorde van aanbod van boven naar beneden laten lopen.
Besproken leerdoelen
Je weet wat een lineaire formule is
 en kunt deze snel herkennen in een formule.


Je weet wat een lineair verband is.


Je kunt een lineaire grafiek tekenen bij een lineaire formule.


Je weet wat  het minimum van een grafiek is.















H3: Formules en grafieken

Vk Rekenen met formules
1. Lineair of niet
2. Lineaire grafiek bij formule
3. Regelmaat in tabellen
4. Formules bij een tabel
5. Formule bij een grafiek
6. Richtingscoefficient
     berekenen

Slide 22 - Tekstslide

Bovenbouw

Paragraaf die besproken wordt in het blauwe vak dikgedrukt maken.

Het hoofdstuk waar je nu in werkt in het blauwe vak. 
Het hoofdstuk / de hoofdstukken wat er nog aan komt in deze SE-periode, of die al geweest is/zijn in het zwarte vak plaatsen. 
Wel de volgorde van aanbod van boven naar beneden laten lopen.
Opdrachten om te maken
Maken van H3:
Paragraaf 3.2 

Nakijken:
Opdrachten van de vorige keer (Zie paragraaf 3.1)




timer
30:00
Achter de les

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies