Functiewoorden, vwo 3

Functiewoorden
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Functiewoorden

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
- Je kent de betekenis van veel voorkomende functiewoorden
- Je kunt de functie van (sommige) alinea's in een tekst benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat is een verschil tussen een signaalwoord en een functiewoord?
A
Een functiewoord geeft een verband aan, een signaalwoord niet.
B
Een functiewoord staat niet altijd in de tekst, een signaalwoord wel.
C
Er is geen verschil.
D
Er zijn veel minder functiewoorden dan signaalwoorden.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een uitwerking?
A
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
B
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.
C
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
D
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een aanbeveling?
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een weerlegging?
A
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
B
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp.
C
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
D
Formulering van een probleem met de bedoeling het te gaan oplossen.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een tegenwerping?
A
Laten zien dat een argument niet juist is.
B
Jouw opvatting over iets stellen tegenover de mening van een ander.
C
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.
D
Voorwaarde of beperking bij een toezegging.

Slide 8 - Quizvraag

Waar komt een afweging vaak voor?
A
Aan het begin van een tekst.
B
In de bron van een tekst.
C
In het middenstuk van een tekst.
D
Aan het eind van een tekst.

Slide 9 - Quizvraag

Welk functiewoord
hoort bij deze tekst?
A
aanbeveling
B
constatering
C
probleemstelling
D
uitwerking

Slide 10 - Quizvraag

Opdracht 1 (blz.139)
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Maak nu in tweetallen of alleen:
Lezen H5, opdracht 2 (blz. 140-141).
Lezen H6, opdracht 1 en 2 (blz. 171-173).
(Het mag ook online, dan kun je meteen je antwoorden controleren).

Slide 13 - Tekstslide