H2 2.3 MASSA EN VOLUME

2.3 massa en volume
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundewMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.3 massa en volume

Slide 1 - Tekstslide

2.3 massa en volume
Lesdoelen:
Uitleggen wat massa en volume is en hoe je dit kan bepalen.
Omreken sommen maken met massa en volume.
Het volume van een balk en cilinder (h/v) bepalen.
De onderdompelmethode kunnen uitleggen.

Slide 2 - Tekstslide

massa
massa zegt iets over de deetjes waar een stof uit bestaat.
Hoe zwaar iets weegt in kilogram of gram
Massa meet je met een weegschaal

Slide 3 - Tekstslide

Massa

Massa (m) is het aantal kilogrammen (kg) van een voorwerp of een stof​ 
De massa van een voorwerp blijft overal hetzelfde​  

De afgeleiden van de eenheid kilogram zijn bijvoorbeeld: g en mg​ 

Massa kan je bepalen met een weeginstrument​ 







Belangrijk:​ goed kunnen omrekenen van kg naar g naar mg en andersom

Slide 4 - Tekstslide

Massa bepalen
Massa kun je bepalen met een weegschaal door iets te wegen.


g                                                       kg

Slide 5 - Tekstslide

Massa
De massa geeft aan hoeveel stof je hebt en wordt gemeten in :
milligram (mg)
gram (g)
kg (kg)
ton (t)

Slide 6 - Tekstslide

Massa
Gewicht

Slide 7 - Tekstslide

1 ton = 1000 kg

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Volume

Slide 13 - Tekstslide

Omrekenen volume/inhoud

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Het volume van een balk
Gegeven:
l = 50 cm  b = 25 cm  h = 30 cm

Gevraagd: V

Oplossing: V = l x b x h
V = 50 x 25 x 30 
V = 37.500 
cm3

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

Het volume v.e. cilinder 

Slide 21 - Tekstslide

V = π     h
V = π x 1,52 x 5
V = 35,4 cm3
 
 

r2

Slide 22 - Tekstslide

Het volume van een vloeistof kun je bepalen met een maatcilinder.

Slide 23 - Tekstslide

De onderdompelmethode
'

Geg: Vbegin = 150mL
Veind = 200 mL

Gevr: V
Opl V =Veind = Vbegin

V = 200-150 = 50 
cm3

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

V = 0,8 x 0,5 x 0,6
V = 0,24 
m3

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide



De massa van een voorwerp geeft aan                               

Massa is een 

Het symbool voor massa is  

Je meet de massa met een 

Je gebruikt de maat (=eenheid)                                             voor massa.  
weegschaal
kilogram
hoeveel iets weegt
m
grootheid

Slide 36 - Sleepvraag


In ‘normaal’ taalgebruik zeg je:

een weegschaal meet                                             van een voorwerp. 

Bij natuurkunde is dat niet juist!

Bij natuurkunde zeg je: 

Een weegschaal meet                                              van een voorwerp.
 


   
de massa
het volume
het gewicht

Slide 37 - Sleepvraag

Zelfstandig aan de slag
Wat? Lees paragraaf 2.3 door en maak paragraaf 2.3
Hoe? In stilte.
Vraag? overleg fluisterend met je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit, steek je vinger op. 
Klaar? Maak een samenvatting van paragraaf 2.3. Of kijk naar paragraaf 2.1, 2.3, 2.4

Slide 38 - Tekstslide