Anatomie spijsverteringsstelsel BBL

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Sleep elk onderdeel van het spijs-verteringskanaal naar de juiste plaats
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Slokdarm 
Maag 
Mondholte 
Twaalfvingerige darm 
Dunne darm
Wormvormig aanhangsel
Dikke darm
Endeldarm
Anus

Slide 4 - Sleepvraag

Het spijsverteringsstelsel
.

Slide 5 - Tekstslide

Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 6 - Tekstslide

Doel spijsvertering
Voeding wordt in het spijsverteringsstelsel verteerd --> voedingsstoffen worden opgenomen in het bloed --> het bloed vervoert de voedingsstoffen naar alle delen van het lichaam.

Slide 7 - Tekstslide

Functies:
  • Opnemen van voedsel (via de mond)
  • Voedsel fijnmaken (kauwen)
  • Voedsel vervoeren (door spierbewegingen)
  • Voedsel afbreken en verteren (door verteringssappen)
  • Voedingsstoffen voor de lichaamscellen afgeven aan het bloed (via de dunne darmwand)
  • Water en zouten afgeven aan het bloed (via de dikke darmwand)
  • (Darmflora: vitamine K)
  • Onverteerbare voedselbestanddelen afvoeren (via de anus)

Slide 8 - Tekstslide

Mond
  • Tanden en kiezen vermalen het voedsel
  • Goed kauwen = speeksel toevoegen
    in speeksel zit amylase
  • amylase splitst koolhydraten (suikers, zetmeel)

Slide 9 - Tekstslide

De tong
Functies van de tong:
  • Kauwen
  • Slikken

Achterin de mondholte begint de keelholte. 
Aan de achterkant van de tong ligt het strottenklepje dat bij het slikken naar beneden wordt geduwd zodat de luchtweg is afgesloten voor voedsel. ​
De neusholte wordt afgesloten door de huig.​

Slide 10 - Tekstslide


Welk enzym in je speeksel start met de vertering van suikers en zetmeel?
A
amylase
B
pepsine
C
lipase
D
gal

Slide 11 - Quizvraag

Bij het doorslikken van een voedselbrok worden twee holten even afgesloten. Welke holten zijn en door wat worden zij afgesloten?
A
De neusholte door de huig en de luchtpijp door het strottenklepje
B
De neusholte door het strottenklepje en de luchtpijp door de huig
C
De luchtpijp door de huig en de slokdarm door het strottenklepje

Slide 12 - Quizvraag

Slokdarm
Functie slokdarm: voedsel naar de maag transporteren. 

Peristaltiek zorgt voor het voedseltransport. 

slokdarm --> geen verterende functie
zetmeel wordt wel verteerd doordat de voedselbrokken vermengd zijn met speeksel uit de mond.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

De slokdarm mondt uit in de maag
A
Boven het middenrif
B
Naast het middenrif
C
Onder het middenrif
D
Ter hoogte van het middenrif

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de Latijnse benaming voor de slokdarm?
A
Oesofagus
B
Duodenum
C
Jejunum
D
Colon

Slide 16 - Quizvraag

De maag
In de maag wordt het voedsel gemengd met maagsap en gekneed tot een voedselbrij.

De maag is een gespierde, elastische zak. De vorm kan van grootte veranderen.

Voedsel blijft ruim twee uur in de maag. 

Slide 17 - Tekstslide

Functies maag
  • Verder kneden en fijnmaken van voedsel dat via de slokdarm uit de mond komt;

  • afbreken van eiwitten (pepsine);

  • doden van bacteriën.

Slide 18 - Tekstslide

Maagsap
Uit de klierbuizen in de maagwand komt maagsap vrij.
Maagsap bestaat uit:
  • water (oplosmiddel)
  • zoutzuur (bacteriedodend en activeert pepsinogeen)
  • pepsine (enzym, vertering eiwitten)
  • slijm (bescherming)
  • intrinsieke factor (bindt vitamine B12)

Slide 19 - Tekstslide


Wat is de functie van het enzym pepsine?
A
Vertering van suikers
B
Vertering van vetten
C
Vertering van eiwitten

Slide 20 - Quizvraag

Waar komt het voedsel terecht nadat het de maag verlaat?
A
Colon
B
Oesofagus
C
Duodenum
D
Ileum

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de Latijnse benaming voor de maag?
A
Gaster
B
Oesofagus
C
Duodenum
D
Colon

Slide 22 - Quizvraag

Twaalfvingerige darm
De dunne darm bestaat uit drie delen​
Het eerste deel van de dunne darm heet twaalfvingerige darm 
= ca 25 cm lang


Slide 23 - Tekstslide

Twaalfvingerige darm

Slide 24 - Tekstslide

Duodeum
In de twaalfvingerige darm vindt het grootste deel van de vertering plaats, omdat hier gal en alvleeskliersap aan de voedselbrij worden toegevoegd.

Deze sappen splitsen de suikers/zetmeel, vetten en eiwitten uit het voedsel in de kleinst mogelijke deeltjes (zoals aminozuren, vetzuren, glucose, fructose en galactose). Via de darmvlokken in de dunne darm worden deze deeltjes opgenomen in de bloedvaten

Slide 25 - Tekstslide

Dunne darm
ongeveer 6 meter lang

De binnenwand bestaat uit een slijmvlieslaag. 
  • nuchtere darm 2 m - jejunum
  • kronkeldarm 3 m - ileum
Hier vindt de eindvertering plaats met behulp van darmsap. Vervolgens worden de voedingsstoffen uit de voedselbrij opgenomen in het bloed (= resorptie, d.m.v. deels actief en deels passief celtransport)


Slide 26 - Tekstslide

Dunne darm
Opname van voedingsstoffen in
het bloed via de darmvlokken (villi en
microvilli). 
Daarna via poortader richting lever.


Slide 27 - Tekstslide

Welke verteringssappen worden aan de voedselbrij toegevoegd in de twaalfvingerige darm?
A
amylase en pepsine
B
alvleeskliersap en gal
C
gal en pepsine
D
amylase en alvleeskliersap

Slide 28 - Quizvraag

Hoe lang is de twaalfvingerige darm?
A
6 a 7 meter
B
1 meter
C
ca. 0,5 meter
D
ca. 25 cm

Slide 29 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met de Latijnse naam "ileum"?
A
de twaalfvingerige darm
B
de nuchtere darm
C
de kronkeldarm
D
de dikke darm

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van de namen van de dunne darm?
A
Ileum - Jejunum - Duodeum
B
Duodeum - Ileum - Jejunum
C
Ileum - Duodeum - Jejunum
D
Duodeum- Jejunum - Ileum

Slide 31 - Quizvraag

Dikke darm (colon)
  • Blinde darm (colon caecalis)
  • Karteldarm (colon ascendens/transversum/
      descendens)
  • S-vormig deel (sigmoid colon)
  • Endeldarm (rectum 

    Wel plooien, maar geen darmvlokken

Slide 32 - Tekstslide

Dikke darm (colon)
Peristaltiek ​
Opname zouten en water
Darmflora



Functie: De dikke darm stuwt onverteerde resten voort en dikt de voedselbrij in. Uitscheiding via endeldarm​ ->opening kringspier -> anus

Slide 33 - Tekstslide

Wat wordt er in de dikke darm nog aan de voedselbrij onttrokken?
A
eiwitten, suikers en zouten
B
suikers en water
C
eiwitten en water
D
zouten en water

Slide 34 - Quizvraag

Waar in het spijsverteringskanaal leeft de darmflora en welke functie heeft het?
A
Leeft in de dunne darm en produceert vitamine D
B
Leeft in de dunne darm en produceert vitamine K
C
Leeft in de dikke darm en produceert vitamine D
D
Leeft in de dikke darm en produceert vitamine K

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

De lever maakt gal, waar wordt dit opgeslagen?
A
in de lever
B
in de twaalfvingerige darm
C
in de alvleesklier
D
in de galblaas

Slide 37 - Quizvraag

Hoe word glucose opgeslagen in de lever?
A
In de vorm van glycogeen, met behulp van het hormoon glucagon
B
Glucose wordt niet opgeslagen maar gebruikt voor energie in de lever
C
In de vorm van glycogeen, met behulp van het hormoon insuline
D
In de vorm van glucagon, met behulp van het hormoon insuline

Slide 38 - Quizvraag

Alvleesklier
​De alvleesklier maakt alvleeskliersap met enzymen (lipase, trypsinogeen, amylase) voor de vertering van vetten, koolhydraten en eiwitten.

Deze worden aan de twaalfvingerige darm afgegeven.

Bovendien worden er in de eilandjes van Langerhans de hormonen insuline en glucagon gemaakt (regulatie bloedsuikerspiegel) 

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

De alvleesklier is een exogene klier, wat betekent dit?
A
Dat het klierproduct naar het uitwendige milieu wordt gebracht zoals alvleeskliersap
B
Dat het klierproduct naar het uitwendige milieu wordt gebracht zoals insuline en glucagon
C
Dat het klierproduct in het orgaan gebruikt wordt en dus geen afvoerbuis heeft zoals insuline en glucagon
D
Dat het klierproduct in het orgaan gebruikt wordt en dus geen afvoerbuis heeft, zoals alvleeskliersap

Slide 41 - Quizvraag

Wat gebeurt er bij een te lage bloedsuikerspiegel?
A
de alvleesklier geeft insuline af aan het bloed
B
de lever geeft insuline af aan het bloed
C
de alvleesklier geeft glucagon af aan het bloed
D
de lever geeft glucagon af aan het bloed

Slide 42 - Quizvraag

Hoe noemen we het laatste stukje darm van de spijsvertering?
A
dunne darm
B
dikke darm
C
endel darm
D
twaalfvingerige darm

Slide 43 - Quizvraag

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 44 - Poll

Afsluiting
Doen na de les:
  • opdrachten van week 4 maken 
  • uitwerken leerdoelen week 4 uit de LOEP
    met behulp van het ingesproken college en de module Anatomie & fysiologie - Spijsverteringsstelsel
  • Voorbereiden volgende
    les door colleges over 
    circulatiestelsel en bloed 
    te bekijken/beluisteren
               

Slide 45 - Tekstslide