Herhaling Multiculturele Samenleving

Cultuur =

Een groep mensen 
met dezelfde 
normen, waarden 
en gewoonten
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Cultuur =

Een groep mensen 
met dezelfde 
normen, waarden 
en gewoonten

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn waarden?

Slide 2 - Tekstslide

Waarden =

De principes of uitgangspunten die 
je belangrijk vindt 
in het leven

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn normen?

Slide 4 - Tekstslide

Normen =

Regels hoe jij en anderen zich 
moeten gedragen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Maatschappelijk probleem
Hoe zat het ook alweer? 

Slide 7 - Tekstslide

Vier kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk
  1. Er moet sprake zijn van een sociaal probleem -> veel mensen vinden de situatie onwenselijk  
  2. Er bestaan meestal verschillende meningen over de oplossing van het probleem -> betrokken personen/groepen hebben vaak verschillende waarden, normen, belangen
  3. Het moet gaan om een probleem dat opgelost kan worden door middel van gezamenlijke actie of door de politiek.
  4. Het vraagstuk krijgt de aandacht van de media en het krijgt daardoor de aandacht van de publieke opinie en de overheid. 

Slide 8 - Tekstslide

Dillema's 
Als je een maatschappelijk probleem wilt oplossen krijg je vaak te maken met dilemma’s.


                          Een lastige keuze tussen twee dingen die
                          allebei voordelen of juist nadelen hebben

Voorbeeld: Dilemma's
Dilemma =

Slide 9 - Tekstslide

Je mening vormen over een maatschappelijk probleem
Wat heb je nodig voor een goede mening?

Je moet de feiten kennen. Feiten kun je: 
  • controleren en/of bewijzen
Je moet het probleem van verschillende kanten kunnen bekijken.
Je hebt argumenten nodig => redenen die aangeven dat jouw mening goed is.

Slide 10 - Tekstslide

Dominante cultuur
  • De normen, waarden en gewoonten van de meeste mensen in een land

  • Bijvoorbeeld: de intocht van Sinterklaas of 's avonds rond zes uur warm eten

  • Maar ook: vrijheid van meningsuiting en gelijke behandeling van vrouwen

Slide 11 - Tekstslide

Subculturen
  • Een subcultuur is de cultuur van een kleine groep binnen de samenleving, bijvoorbeeld door: muzieksmaak, land van herkomst, werk of geloof

  • Je gedraagt je volgens deze normen, waarden en gewoonten

  • Je hoort meestal niet bij één subcultuur

Slide 12 - Tekstslide


Ethnische subculturen




Subculturen gebaseerd op
land van herkomst, zoals: 
Turken, Surinamers, Antilianen, Marokkanen

Slide 13 - Tekstslide

Migreren
  • Migreren betekent verhuizen

  • Emigratie is verhuizen naar een ander land

  • Immigratie is als mensen uit andere landen in Nederland zijn komen wonen

  • Zolang er mensen zijn komt migratie voor

Slide 14 - Tekstslide


Veiligheid



Door oorlog in het eigen land of 
een andere politiek mening loopt men gevaar

Deze vluchtelingen zoeken asiel (veilige plaats)

Slide 15 - Tekstslide


Werk


Arbeidsmigranten (vroeger: gastarbeiders)
komen naar Nederland om hier tijdelijk te werken

In de jaren '60 en '70 van de 20e eeuw: Turken, Marokkanen, Spanjaarden enz.
In de jaren '00 en '10 van de 21e eeuw: Polen, Roemenen en Bulgaren

Slide 16 - Tekstslide


Koloniaal verleden


Toen de Nederlandse kolonies onafhankelijk werden,
kozen veel inwoners voor meer zekerheid in Nederland

Sommigen waren bang voor de onzekere economische of 
politieke situatie in hun eigen land

Slide 17 - Tekstslide


Gezin


Gezinshereniging
gezin mag overkomen uit ander land, als bijvoorbeel de vader hier al woont

Gezinsvorming:
je haalt iemand uit het buitenland om mee te trouwen

Slide 18 - Tekstslide


Studie







Studeren in Nederland levert voordelen op voor de
buitenlandse student, maar ook voor de Nederlandse economie

Slide 19 - Tekstslide

3 Verdragen
  • Verdrag van Geneve:  als je uit een oorlogsland komt (vluchteling) dan heb je ALTIJD recht op opvang. 

  • Verdrag van Schengen: als je uit Europa komt dan mag je hier vrij wonen, werken en reizen. 

  • Universele verklaring van de Rechten van de Mens: alle mensen worden vrij en gelijk geboren en behandeld. 

Slide 20 - Tekstslide

Iedereen is gelijk! 
Artikel 1 
Grondwet 

Slide 21 - Tekstslide

In NL = Constitutionele Monarchie
  • Constitutie = Grondwet
  • Monarchie = koninkrijk, monarch = koning

  • Grondwet = boek met alle rechten en plichten (grondrechten)
                       Alle burgers EN de overheid moeten zich hieraan houden

Constitutionele Monarchie = Land met een koning + een grondwet waar iedereen zich aan moet houden.

Slide 22 - Tekstslide

De Grondwet -> grondrechten!
Sociale Grondrechten:

- bescherming van burgers door de overheid
- staan pas sinds 1983 in de Grondwet
  • recht op onderwijs
  • recht op gezondheidszorg
  • recht op bestaanszekerheid
  • recht op  werk
  • recht op rechtsbijstand
  • recht op  bewoonbaarheid
=> begint steeds met "recht op ..."
Klassieke Grondrechten:

- vrijheidsrechten
- staan al > 100 naar in de Grondwet
  • vrijheid van godsdienst
  • geen discriminatie
  • vrijheid van mening
  • vrijheid van drukpers
  • vrijheid van vereniging/vergadering
  • vrijheid van onderwijs
=> begint steeds met "vrijheid van ..."

Slide 23 - Tekstslide

Maatschappelijke Positie 

De plek die je inneemt in onze maatschappij noemen we je maatschappelijke positie. 

" De plaats die je in de samenleving inneemt "

Deze positie hangt af van verschillende factoren: 
Beroep of functie, inkomen, opleiding, levensstijl en afkomst.

Slide 24 - Tekstslide

Maatschappelijke ladder

Doordat we maatschappelijke posities indelen van laag naar hoog, spreken we over een maatschappelijke ladder. 

Hoe hoger/beter/sterker je bent, hoe hoger je maatschappelijke positie. 

Dit verschil tussen mensen, noemen we sociale ongelijkheid

Slide 25 - Tekstslide

Factoren 

Beroep of functie 

Inkomen 

Opleiding

Levensstijl 

Afkomst

Slide 26 - Tekstslide

Verklaringen voor afkomst
Voor de gemiddelde lagere maatschappelijke positie van niet-westerse migranten zijn verschillende verklaringen te geven: 

Taalachterstand
Opleidingsniveau van ouders,  geen Nederlands, Segregatie

Vooroordelen en discriminatie

Zich terugtrekken in eigen kring
Sociale cohesie neemt af 

Slide 27 - Tekstslide

Beeldvorming
De beeldenmachine laat zien dat beelden en gedrag (output) worden bepaald door eerdere
ervaringen, ideeën en overtuigingen. Belangrijk is dat sommige radartjes ontstaan door
persoonlijke ervaringen, terwijl andere voortkomen uit beelden in de samenleving

Beeldvorming en vooroordelen ontstaan dus door: 

1. Media: wie zie/lees/hoor je? 
2. Socialisatie: wat krijg je mee vanuit je gezin/vrienden/school? 
3. Angst: voor wat ze niet kennen.
4. Jezelf beter voelen dan anderen: jouw cultuur is de beste. 

Slide 28 - Tekstslide

Discriminatie
Mensen in dezelfde situatie anders behandelen. 

Slide 29 - Tekstslide

Sociale Ongelijkheid
Het verschil in kansen die mensen hebben hebben/krijgen. 


Slide 30 - Tekstslide

Sociale Ongelijkheid


Er is een verschil in kansen in Nederland. Sommige mensen hebben veel kansen, anderen minder. 

Oorzaken: Cultuur, Opleiding/inkomen, Wonen, Discriminatie



Slide 31 - Tekstslide

Oorzaak 1: Cultuur
Mensen met een migratieachtergrond hebben ook een andere cultuur en taal. Veel kinderen met een migratieachtergrond hebben daardoor een taalachterstand, want vaak spreken hun ouders thuis weinig Nederlands.

Denk aan het schoolsysteem: Je wilt je kind volgen, maar wat als je een taalachterstand hebt? Of wat als het in jouw andere cultuur heel anders ging? 

Slide 32 - Tekstslide

Oorzaak 2: Opleiding en inkomen

Sommige kinderen met een migratieachtergrond hebben ouders die geen studie gedaan hebben. Voor deze ouders is het moeilijker om hun kinderen te helpen met huiswerk.

Denk ook aan inkomen: als je laaggeschoold bent, heb je vaak een lager inkomen. 

Slide 33 - Tekstslide

Oorzaak 3: Wonen
In iedere stad heb je goedkopere huizen en duurdere huizen. Sommige arbeidsmigranten kunnen geen duur huis betalen, en gaan dus bij elkaar in de buurt wonen. Dat vinden ze bovendien fijn: ze hebben dezelfde cultuur, en voelen zich dus thuis. 
Sommige Nederlanders zonder migratieachtergrond willen daar niet tussen wonen en gaan in een andere wijk wonen. 
Zo ontstaat er segregatie: de verschillende groepen mensen wonen in andere wijken.

Slide 34 - Tekstslide

Oorzaak 4: Discriminatie
Discriminatie is het ongelijk behandelen van mensen in gelijke gevallen. 

Denk aan sollicitaties, bij het uitgaan, je huidskleur, man/vrouw etc. 

Slide 35 - Tekstslide

Segregatie
Het opdelen van een samenleving in gescheiden delen

Langs elkaar heen leven

Slide 36 - Tekstslide

Vooroordelen (persoon)
'Die jongen is niet te vertrouwen, die komt uit die andere buurt.'

'Hij danst dus hij zal wel homo zijn.'

'Zij spreekt geen Nederlands dus ze is dom.'

Slide 37 - Tekstslide

stereotypen (groep)

Een vooroordeel over een hele groep.

Slide 38 - Tekstslide

Hoe worden vooroordelen overgebracht?
  1. Media
  2. Vrienden
  3. School
  4. Thuis

Leidt tot beeldvorming --> discriminatie



Slide 39 - Tekstslide

Begrippen
Vooroordeel: Oordeel over iemand zonder dat je de feiten weet.

Stereotype: Vooroordeel over een hele groep mensen.

Discriminatie: Mensen anders behandelen op grond van kenmerken die er op dat moment niet toe doen.

Slide 40 - Tekstslide

Waarop kan je iemand discrimineren?
  1. nationaliteit
  2. geloof
  3. uiterlijk
  4. seksuele voorkeur
  5. huidskleur (racisme)

Slide 41 - Tekstslide

Oorzaken discriminatie

  • Zondebok zoeken
  • Eigen volk eerst 
  • Angst voor het 'vreemde'

Slide 42 - Tekstslide