Les 1 kort verhaal

Welkom
* lezen 10 minuten
* uitleg perspectief, thema en motief


1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
* lezen 10 minuten
* uitleg perspectief, thema en motief


Slide 1 - Tekstslide

perspectief

Slide 2 - Tekstslide

Vertelperspectief 1 – De alwetende verteller
Dit is de oudste vertelvorm ter wereld. De alwetende verteller (ook wel auctoriale verteller genoemd) kom je tegen in oude geschriften zoals de Ilias, de Bijbel en klassieke boeken zoals Dik Trom. De alwetende verteller is een soort god die boven de gebeurtenissen staat. 

Slide 3 - Tekstslide

Vertelperspectief 2 – De ik-verteller
Bij deze vertelvorm vertelt de ik-persoon zijn verhaal. De ‘ik’ is dus niet alleen verteller, maar speelt ook een rol in de gebeurtenissen. Dit vertelperspectief komt voor in autobiografieën, maar ook in romans waarin de hoofdpersoon aan het woord is.
Er zijn twee verschillen vormen van ik-vertellingen. De ‘ik’ kan in de verleden tijd praten, over gebeurtenissen die al hebben plaatsgevonden. Die stijl wordt ook wel ‘de vertellende ik’ genoemd. Maar een ik-persoon kan ook verslag doen van gebeurtenissen terwijl hij/zij ze beleeft. Die vorm wordt ook wel ‘de belevende ik’ genoemd.

Slide 4 - Tekstslide

Vertelperspectief 3 – De personale verteller
3e persoon/hij-zij
Bij een personaal vertelperspectief is de verteller onzichtbaar. Je hebt als lezer het idee dat het verhaal zichzelf vertelt, omdat het is geschreven in de derde persoon, dus vanuit het hij- of zij-perspectief. Lezers komen alleen te weten komt wat de hoofdpersoon ziet, hoort en denkt. Ze kunnen niet in de hoofden van andere personages kijken.

Slide 5 - Tekstslide

Vertelperspectief 3 – De personale verteller
Wisselend perspectief
Je kunt het personaal vertelperspectief ook steeds laten wisselen tussen verschillende personages. Lezers volgen dan meerdere hoofdpersonen die met ‘hij’ of ‘zij’ worden aangeduid. Ze bekijken de gebeurtenissen dan door de ogen van al deze mensen, zodat het verhaal van verschillende kanten wordt belicht.

Slide 6 - Tekstslide

Zomer in Wentworth, Ohio. Oh boy, zie je het voor je? Zomer, hier in Poplar Street, die dwars door die befaamde, gebleekte Amerikaanse droom loopt, met de geur van hotdogs in de lucht en de uit elkaar gebarsten papieren hulzen van het vuurwerk van de Vierde Juli nog overal in de goot.
A
Alwetend perspectief
B
ik-perspectief
C
personaal perspectief 3e persoon/hij-zij

Slide 7 - Quizvraag

Zo zijn ze er dan achter dat ik een halve eeuw op Java ben. Proficiat met niets! En hoe ik de zaak ook wil omzeilen, Adeline Renselaar, de nicht van mevrouw Van Zadelhof, lijkt vastbesloten tot een feest. Ze heeft daartoe al drie families het hoofd op hol gebracht en is 15 van de week zelfs in de hertenkamp gesignaleerd, rebbelend over deze kwestie met de gouverneur.
A
vertellende ik
B
belevende ik

Slide 8 - Quizvraag

De eerste tien jaar van mijn leven was ik niet zwart. Ik was op veel manieren anders dan de mensen om mij heen, maar donkerder was ik niet. Dat weet ik. Er is een dag geweest waarop ik een verkleuring gewaarwerd. Later, toen ik dan eenmaal zwart wás, ben ik weer verschoten.
A
vertellende ik
B
belevende ik

Slide 9 - Quizvraag

Fragment 1

Het meisjesmanifest

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Welk perspectief herkende je?

Slide 12 - Open vraag

Fragment 2

Terug naar huis

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Welk perspectief herkende je?

Slide 15 - Open vraag

Fragment 3

Latino King

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Welk perspectief herkende je?

Slide 18 - Open vraag

vertelprocedé
  • personages
  • plaats/ruimte
  • tijd
  • perspectief
  • spanning

Slide 19 - Tekstslide

 Tijd

Chronologische of niet-chronologische volgorde

Verhalen die in volgorde van tijd worden verteld, verlopen chronologisch.

Slide 20 - Tekstslide

Terugverwijzing

Een terugverwijzing in een boek wijst met een kort zinnetje terug naar iets wat in het verleden gebeurd is. Bijvoorbeeld:

'Hij dacht terug aan die ochtend waarin hij haar nog in zijn armen had gehouden.'

Een terugverwijzing is korter dan een flashback. Bij een flashback spring je voor een langere periode terug in de tijd.

Slide 21 - Tekstslide

Vooruitwijzing
Hierbij kijkt een personage vooruit in de tijd. Hij of zij denkt na over iets wat zou kunnen gebeuren. Als zo'n vooruitwijzing een langere periode beschrijft, dan noemen we dat een flashforward. Sommige boeken beginnen met een flashforward en beginnen vervolgens bij het begin van het verhaal. Dit doet de schrijver om spanning op te roepen.

Slide 22 - Tekstslide

Als er veel flasbacks en flashforwards voorkomen in het boek, dan verloopt de tijd niet-chronologisch.

Slide 23 - Tekstslide

Tijdsprongen
Gebeurtenissen die onbelangrijk zijn voor het verhaal worden in een boek weggelaten. Soms eindigt een hoofdstuk op school en begint het volgende hoofdstuk op een andere plek. De tijd daartussen wordt niet beschreven. Dit noemen we een tijdsprong. Er zitten ALTIJD tijdsprongen in een boek.

Slide 24 - Tekstslide

Thema

Wat is het thema van het boek?

Voorbeelden van thema's zijn: verraad, vriendschap, mishandeling, verlies, ziekte enz.

In hoeverre sluiten de gekozen ruimtes van de schrijver aan bij het thema?

Slide 25 - Tekstslide

Personages

Hoofdpersonen: karakter en uiterlijk

Bijpersonen: karakter en uiterlijk

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 2 en 3 op bladzijde 222 en 223 van je boek.
Net af? Huiswerk

Slide 27 - Tekstslide