Vragers en aanbieders H1

Hoofdstuk 1
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kent het begrip marktaandeel en kunt hier mee rekenen.
  • Je kent het begrip constante kosten en variabele kosten en kunt hierbij een voorbeeld geven.
  • Je kunt met de beschikbare gegevens de vergelijkingen opstellen van de totale opbrengsten, totale kosten en totale winst.
  • Je kunt met behulp van de vergelijkingen TO, TK en TW diverse berekeningen uitvoeren,
  •  Je kent de begrip break-even afzet, break-even omzet en break-even punt


Slide 2 - Tekstslide

Marktaandelen supermarkten

Slide 3 - Tekstslide

Marktaandeel berekenen

Slide 4 - Tekstslide

Verkochte auto's 2014:
VW 42.902
Peugeot 27.345 Wat is het marktaandeel van Peugeot?
Renault 30.559
Totaal 390.402
A
5%
B
7%
C
9%
D
11%

Slide 5 - Quizvraag

Opbrengst, kosten en winst
p       = prijs (price)
q       = hoeveelheid (quantity) = afzet
TO    = Totale Opbrengst = omzet = p x q
TCK = Totale Constante Kosten (onafhankelijk van q)
TVK = Totale Variabele Kosten (afhankelijk van q)
TK    = Totale Kosten = TCK + TVK
TW   = Totale Winst = TO - TK

Slide 6 - Tekstslide

Totale Kosten (TK)

Slide 7 - Tekstslide

Opbrengst, kosten en winst

Slide 8 - Tekstslide

Break-even

Break-evenpunt    BEP   (TO = TK)
Break-evenafzet    BEA   (q bij TO = TK)
Break-evenomzet    BEO   (p x q bij TO = TK)

Slide 9 - Tekstslide

TO = 2q
TK = 0,5q + 4.500
Bereken de break-evenafzet
A
1.000 stuks
B
2.000 stuks
C
3.000 stuks
D
4.000 stuks

Slide 10 - Quizvraag

Aan de slag met
Opdracht 1.1 t/m 1.7

timer
20:00

Slide 11 - Tekstslide

Bespreken
Opdracht 1.1 t/m 1.7

Slide 12 - Tekstslide

Gemiddelden
GCK = Gemiddelde Contante Kosten = TCK / afzet (q)
GVK = Gemiddelde Variabele Kosten = TVK / afzet (q)
GTK = Gemiddelde Totale Kosten = TK / afzet (q) = GCK + GVK

GO = Gemiddelde Opbrengst = TO / afzet (q) = p

Slide 13 - Tekstslide

Gemiddelde Totale Kosten (GTK)

Slide 14 - Tekstslide

Belangrijkste berekeningen
  1. Totale Opbrengst                         TO = p x q
  2. Totale Kosten                                 TK = TCK + TVK
  3. Totale Winst                                    TW = TO - TK
  4. Break-Even Afzet                          q bij TO = TK (en bij GO = GTK!)
  5. Maximale Winst                             TW voor q bij MO = MK

Slide 15 - Tekstslide

Opgave 1
Van taxibedrijf 'Safe op de weg' is voor 2022 bekend: TO = 2,25q en TK = 0,75q + 90.000
a. Hoe hoog zijn de Variabele Kosten (VK) per km?
  • € 0,75
b. Hoe hoog zijn de Totale Constante Kosten (TCK)?
  • € 90.000
c. Hoe hoog is de verkoopprijs (p) per kilometer?
  • € 2,25
d. Hoe hoog is de Break-EvenAfzet (BEA)?
  • TO = TK → 2,25q = 0,75q + 90.000 → 1,5q = 90.000 → q = 90.000 / 1,5 → q = 60.000 km
e. Hoe hoog is de Totale Winst (TW) bij 200.000 betaalde kilometers?
  • TW = TO - TK → TW = 2,25 x 200.000 - 0,75 x 200.000 + 90.000 → TW = € 210.000 

Slide 16 - Tekstslide

Er is een Break-evenpunt (BEP) als
A
TVK = TCK
B
TO = TK
C
TO = TVK
D
TO = TCK

Slide 17 - Quizvraag

Er is een Break-evenpunt (BEP) als
A
p = GO
B
p = GTK
C
p = GVK
D
p = GCK

Slide 18 - Quizvraag

TCK = € 25.000 en GVK = € 10
Bij een productieomvang (q) van 10.000 stuks geldt:
A
GCK = € 2,50 TK = € 25.010
B
GCK = € 2,50 TK = € 125.000
C
GCK = € 25.000 TK = € 25.010
D
GCK = € 2.500 TK = € 125.000

Slide 19 - Quizvraag

Bij een productieomvang van 5.000 stuks zijn de GCK € 100. Bij een omvang van 10.000 stuks zijn de TCK:
A
€ 50
B
€ 100
C
€ 500.000
D
€ 1.000.000

Slide 20 - Quizvraag

De verkoopprijs van een product is € 5. De GVK zijn € 3 en de TCK zijn € 5.000. De break-even afzet is:
A
1.000 stuks
B
1.667 stuks
C
2.500 stuks
D
5.000 stuks

Slide 21 - Quizvraag

De variabele kosten zijn progressief als
A
GTK daalt
B
GVK stijgt
C
MK stijgt
D
TVK stijgt

Slide 22 - Quizvraag

Opgave kosten en opbrengsten
Een producent van houten vloeren wil zijn assortiment uitbreiden met isolaminaat. Hiervoor wordt een machine aangeschaft van € 410.000 met een levensduur van 5 jaar en een restwaarde van € 10.000. De machine kan maximaal 20.000 stuks per jaar produceren. De loonkosten voor de productie van isolaminaat zijn bij volledige benutting van de machine € 40.000 per jaar, waarvan de helft constant is. De variabele loonkosten zijn proportioneel variabel. De producent kan isolaminaat verkopen voor € 23 per stuk. De grond- en hulpstoffen bedragen € 10 per stuk.

1. Bereken de variabele kosten per stuk van isolaminaat.
  • VK = 10 + 20.000 / 20.000 = € 11
2. Bereken de totale constante kosten van isolaminaat.
  • TCK = (410.000 – 10.000) / 5 + 0,5 × 40.000 = 80.000 + 20.000 = € 100.000
3. Leid de TO-functie en de TK-functie uit de tekst af.
  • TO = 23q                            (de verkoopprijs per product is € 23)
  • TK = 11q + 100.000           (€ 11 variabele kosten per stuk; € 100.000 constante kosten)

Slide 23 - Tekstslide

Opgave kosten en opbrengsten
We hebben de volgende TO- en TK-functie afgeleid:
  TO = 23q
  TK = 11q + 100.000

4. Bij welke productiehoeveelheden is de productie van isolaminaat winstgevend? 
  • bij de breakeven-afzet geldt TO = TK
  • 23q = 11q + 100.000 → 12q = 100.000 → q = 100.000 / 12 = 8.333,3
  • de productie van isolaminaat is winstgevend bij 8.334 t/m 20.000 stuks
5. Bereken de totale winst op isolaminaat bij gebruik van de maximale capaciteit. 
  • TO =  23q = 23 x 20.000 = € 460.000 
  • TK = 11q + 100.000 = 11 x 20.000 + 100.000 = € 320.000
  • TW = TO - TK = € 460.000 - € 320.000 = € 140.000
6 Teken de TO en TK in een grafiek, en geef het BEP aan met afzet en omzet.
7. Teken de GO en GTK in een nieuwe grafiek, en geef het BEP aan met afzet.

Slide 24 - Tekstslide