DNA Les 3: Eiwitsynthese

Transcriptie en translatie
B3: Eiwitsynthese
B4: Genregulatie en genexpressie
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Transcriptie en translatie
B3: Eiwitsynthese
B4: Genregulatie en genexpressie

Slide 1 - Tekstslide

Wat je al weet
DNA 
- bestaat uit lange keten met daarin 4 basen (A, T, C en G)
- codeert voor aminozuren (welke en volgorde),
Eiwitten:
- bestaan uit aminozuren, 
- worden gemaakt door ribosomen,
- hebben verschillende functies in ons lichaam.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Je leert vandaag:
- drie verschillen tussen DNA en RNA,
- verschil tussen transcriptie en translatie.
- hoe cellen weten welk stuk DNA ze moeten gebruiken.

Slide 4 - Tekstslide

Eiwitsynthese
Bij de eiwitsynthese zijn  betrokken:
ER, ribosomen, celkern, golgisysteem.

Instructie celkern (DNA) > ribosoom
Via boodschappermolecuul: RNA.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Eiwitsynthese


Werkblad + 1 t/m 15

Slide 7 - Tekstslide

Welke vormen van DNA zijn er
A
kern DNA
B
mitochondriaal DNA
C
chloroplast DNA
D
alle drie

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van groot naar klein?
A
Celkern - chromosoom - dna-helix - dna-molecuul
B
Chromosoom - gen - dna-helix - celkern - dna-molecuul
C
Celkern - gen - chromosoom - dna-helix - dna-molecuul
D
Chromosoom - celkern - gen - dna-helix - dna-molecuul

Slide 9 - Quizvraag

Hoe heet het kleine DNA in bacteriën
A
kern DNA
B
plasmide
C
groot cirkelvormig DNA

Slide 10 - Quizvraag

Hebben plantencellen ook DNA?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Hoe noemen we de combinatie hier rechts?
A
DNA-helix
B
Gen
C
Aminozuur
D
DNA-molecuul

Slide 12 - Quizvraag

Waaruit bestaan chromosomen?
A
DNA en vet
B
DNA en eiwit
C
DNA en erfelijke eigenschappen
D
DNA en zuurstof

Slide 13 - Quizvraag

Welke mutaties hebben veelal grotere gevolgen?
A
Mutaties in DNA van lichaamscellen
B
Chromosoommutaties in DNA van geslachtscellen
C
Mutaties in niet-coderend DNA
D
Puntmutaties in coderend DNA

Slide 14 - Quizvraag

voor replicatie is/zijn benodigd
A
DNA
B
DNA polymerase
C
vrije nucleotiden
D
alle drie

Slide 15 - Quizvraag

Translatie is het proces van:
A
DNA -> RNA
B
RNA->Eiwit
C
RNA -> DNA
D
Eiwit->RNA

Slide 16 - Quizvraag

replicatie is de vorming van
A
DNA
B
RNA
C
eiwitten

Slide 17 - Quizvraag

Welke organellen zijn betrokken bij de eiwitsynthese?
A
Onderdeel B
B
Onderdeel E
C
Onderdeel F
D
Onderdeel E en F

Slide 18 - Quizvraag

Welke twee organellen zijn betrokken bij de eiwitsynthese in het cytoplasma?
A
Ribosomen, ER en Celmembraan
B
Ribosomen en chloroplasten
C
Plastiden
D
Ribosomen en ER

Slide 19 - Quizvraag