Levensloop H3

Hoofdstuk 3 Inkomen en belasting
- Vragen over hoofdstuk 2?
- Hoofdstuk 3
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3 Inkomen en belasting
- Vragen over hoofdstuk 2?
- Hoofdstuk 3

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 2??

Slide 2 - Tekstslide

Levensloop hoofdstuk 3
• uitleggen wat er in een collectieve arbeidsovereenkomst staat.
• uitleggen wat het meeliftersgedrag inhoudt voor de vakbeweging en in hoe¬verre collectieve dwang een oplossing kan bieden voor het meeliftersprobleem.
• verschillende belastingstelsels beschrijven en de gevolgen voor de inkomens-verdeling concreet verklaren.
• de vlaktaks beschrijven.
• het gemiddeld heffingstarief of de gemiddelde heffingsdruk bepalen.

Slide 3 - Tekstslide

Levensloop hoofdstuk 3
• het marginaal heffingstarief bepalen.
• box 1 herkennen en kunnen toepassen en zo de inkomensheffing berekenen met een gegeven systeem.
• effecten analyseren van overheidsmaatregelen (veranderingen op het gebied van tarieven van inkomstenbelasting en indirecte belastingen, bijtellingen, aftrekposten, uitkeringen, toeslagen) op de inkomensverdeling van huishoudens.

Slide 4 - Tekstslide

Levensloop hoofdstuk 3
• onderscheid maken tussen primair inkomen, bruto-inkomen (totaal inkomen) en secundair inkomen en van elk voorbeelden noemen.
• met behulp van de Gini-coëfficiënt of een ratio de mate van ongelijke verdeling van het primaire inkomen, het bruto-inkomen (totaal inkomen) en het secundaire inkomen concretiseren.
• effecten analyseren van overheidsmaatregelen op de primaire- en secundaire inkomens¬verdeling.
• sociale uitkeringen en toeslagen herkennen als instrumenten voor herverdeling en verzekering.
• herkennen dat er een afruil (uitwisseling) tussen doelmatigheid en rechtvaardigheid bestaat als herverdeling van inkomen leidt tot minder prikkels tot economische activiteit zoals werk, sparen en scholing, en meer prikkels om te emigreren of belasting te ontwijken.
• herkennen dat door bepaalde herverdelingsinstrumenten van de overheid zoals onderwijs, kinderopvang en sociale zekerheid, de afruil tussen doelmatigheid en rechtvaardigheid niet hoeft plaats te vinden.

Slide 5 - Tekstslide

Arbeidsmarkt
  • Vragers : de werkgevers
  • Aanbieders : de mensen die een baan zoeken

Slide 6 - Tekstslide

Beroepsbevolking

  • mensen die kunnen & willen werken = beroepsbevolking
  • 1. iedereen die nu al werkt; 
  • 2. werklozen horen ook bij beroepsbevolking

Slide 7 - Tekstslide

Human capital
De kennis en vaardigheden die werknemers bezitten en waarover bedrijven kunnen beschikken (menselijk kapitaal)

Slide 8 - Tekstslide

Arbeidsovereenkomst
Individuele arbeidsovereenkomst.
Collectieve arbeidsovereenkomst
  • Vakbond en werkgever/werkgeversbond.
  • Bedrijfs-cao of een bedrijfstak-cao
Transactiekosten

Slide 9 - Tekstslide

Loonbelasting
Als je in loondienst werkt, houdt je werkgever op  jouw salaris loonbelasting in en maakt dat over een de belastingdienst. 

Slide 10 - Tekstslide

BOX 1

Slide 11 - Tekstslide

Loonbelasting
Hier zit 27,65% premie volksverzekeringen in
Premiegrens

Slide 12 - Tekstslide

Draagkrachtbeginsel
Draagkrachtbeginsel ‘de sterkste dragen de zwaarste lasten’.
→ mensen met meer inkomsten betalen meer.
progressieve belasting → draagkrachtbeginsel

Slide 13 - Tekstslide

(De)nivellering
Het verkleinen van inkomensverschillen noemen we nivellering
Het vergroten van inkomensverschillen noemen we denivellering 

Slide 14 - Tekstslide

Gemiddeld heffingstarief of belastingtarief




Percentage per verdiende euro afdracht aan de fiscus.

Slide 15 - Tekstslide

Het marginale heffingstarief
In de schijf waarin je laatst verdiende euro valt is je marginale tarief.

bijvoorbeeld:
Mevrouw A haar Bruto inkomen van €69000. Haar marginale tarief is 49,5%
Meneer B zijn bruto inkomen bedraagt € 68000. Zijn marginale tarief is 37,1%

Slide 16 - Tekstslide

Belastingstelsels 
  • Proportioneel belastingstelsel
  • Progressief belastingstelsel
  • Degressief belastingstelsel 

Slide 17 - Tekstslide

Primaire inkomens: 
deze worden verdiend in het productieproces

  • loon
  • pacht/huur
  • rente
  • winst

Slide 18 - Tekstslide

Overdrachtsinkomen
Voorbeelden van overdrachtsinkomen:
- kinderbijslag
- huurtoeslag
- zorgtoeslag
- alimentatie
- bijstand

Slide 19 - Tekstslide

Secundair inkomen

Primair inkomen + overdrachtsinkomen - belasting =

                                       secundair inkomen

Slide 20 - Tekstslide

Inkomensverdeling
Inkomensherverdeling in de Lorenz curve:

- Rode lijn: primaire inkomens
- Blauwe lijn: secundaire inkomens

Slide 21 - Tekstslide

Een daling van de gini-coëfficiënt geeft aan dat de verschillen kleiner worden. 
Een gini-coëfficiënt van 0? Dat kan, het inkomen is perfect gelijkmatig verdeeld.
Gini-coëfficiënt

Slide 22 - Tekstslide

Maken
3.9 + 3.12 + 3.18 + 3.32

Slide 23 - Tekstslide

Kijk naar de grafiek.
Wat geeft de Lorenz curve aan ?
A
de armste 30% van de mensen verdient 30% van het inkomen
B
de armste 30% van de mensen verdient 3% van het inkomen
C
de rijkste 70 % van de mensen verdient 40 % van het inkomen
D
de rijkste 30 % van de mensen verdient 60% van het inkomen

Slide 24 - Quizvraag

Bij een progressief belastingstelsel is het marginale heffingstarief ...
A
kleiner dan het gemiddelde heffingstarief.
B
even groot als het gemiddelde heffingstarief.
C
groter dan het gemiddelde heffingstarief

Slide 25 - Quizvraag

Voor welke verdeling is de Gini Coëfficiënt groter?
A
Primair inkomen
B
Besteedbaar inkomen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is vraag naar arbeid?
A
Alle vraag en aanbod van arbeid.
B
Alle mensen die werk zoeken.
C
Mensen van 15 jaar tot pensioen die werken.
D
Alle vacatures bij werkgevers.

Slide 27 - Quizvraag

Wat wordt geregeld in een cao?
A
Loon
B
Loon en Vrije dagen
C
Loon en Onkosten vergoeding
D
Loon, vrije dagen en onkosten vergoeding

Slide 28 - Quizvraag

Nivellering van inkomens betekent dat
A
De werking van het belastingstelsel
B
Het verschil tussen hoge en lage inkomens in verhouding kleiner wordt.
C
Het verder weg bij de diagonaal teken van de lorenzcurve
D
Het verschil tussen hoge en lage inkomens in verhouding groter worden.

Slide 29 - Quizvraag

Heffingskorting is ...
A
De belasting in box 1 + box 3
B
Korting op je heffing
C
Korting op het bedrag dat je aan IB moet betalen
D
Mensen met een laag inkomen krijgen minder inkomen

Slide 30 - Quizvraag

Secundair inkomen =
A
Primair inkomen + belasting - uitkering
B
Primair inkomen - belasting - uitkering
C
Primair inkomen + uitkering - belasting
D
Primair inkomen + belasting + uitkering

Slide 31 - Quizvraag

Onderdelen Sylabus
Domein H
4.1 Gini-coëfficiënt en percentielenratio als maatstaven voor inkomensongelijkheid.
4.2 Maatstaven voor inkomen kunnen verschillen:
huishouden vs. individu; arbeidsinkomen vs. totaal inkomen (inclusief kapitaalinkomen en uitkeringen); primair en secundair inkomen.
4.4 Nivelleren en denivelleren: met beleid verkleinen of vergroten van de relatieve inkomensverschillen tussen huishoudens.


Slide 32 - Tekstslide

Onderdelen Sylabus
4.5 Er kan een afruil zijn tussen doelmatigheid en rechtvaardigheid als herverdeling van inkomen en vermogen leidt tot minder prikkels voor economische activiteiten, bijvoorbeeld om te werken (uren, participatie, uittreding), te sparen, te scholen, te ondernemen, en tot meer prikkels om te migreren of belasting te ontwijken. Deze afruil hoeft niet op te treden als herverdeling niet leidt tot minder sterke prikkels voor economische activiteiten (via bijvoorbeeld onderwijs, kinderopvang, sociale zekerheid).

Slide 33 - Tekstslide

Onderdelen Sylabus
4.6 Belasting: Gemiddeld en marginaal tarief; Belastingwig; Progressief /degressief belastingstelsel: gemiddeld tarief stijgt /daalt
met inkomen; Vlaktaks: 1 marginaal tarief; Belasting op inkomen uit arbeid; Belasting op vermogen; Heffingskortingen; Aftrekposten en bijtellingen;  Vennootschapsbelasting; Indirecte belastingen, zoals de btw en de accijnzen.
4.7 Uitkeringen en toeslagen als instrumenten voor herverdeling en verzekering.

Slide 34 - Tekstslide

Onderdelen Sylabus
5.1 Begrippen voor de beschrijving van de arbeidsmarkt: Arbeidsaanbod (= beroepsbevolking); Arbeidsvraag (werkgelegenheid + openstaande vacatures); Werkloosheid; Vacatures; Loonontwikkeling; Flexwerk en zzp

Slide 35 - Tekstslide