spelling

Spelling
Doel
- Je weet waar je leestekens moet zetten.
- Je weet hoe en wanneer je de verlengproef moet gebruiken.
- Je kunt een zelfstandig naamwoord in het meervoud schrijven. 
- Je weet hoe je de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord moet schrijven.

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling
Doel
- Je weet waar je leestekens moet zetten.
- Je weet hoe en wanneer je de verlengproef moet gebruiken.
- Je kunt een zelfstandig naamwoord in het meervoud schrijven. 
- Je weet hoe je de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord moet schrijven.

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een hoofdletter?

Slide 2 - Woordweb

komma - dubbele punt
Wanneer gebruik je een komma?
- tussen twee persoonsvormen                  (Toen ik jarig was, heb ik dat gevierd) 
- tussen de delen van een opsomming                (Ik heb: Engels, Frans en Duits.)
- na een naam of uitroep                                                              (He Wout, let eens op!) 
- voor het woord maar (als dit een tegenstelling aangeeft)
- voor doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra

dubbele punt: als je iets aankondigt of opsomt.



Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de verlengproef?

Slide 4 - Open vraag

Ik ben verhuis.. naar Silvolde
A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuisdt

Slide 5 - Quizvraag

Het huis is geverf...
A
geverfd
B
geverft
C
geverfdt

Slide 6 - Quizvraag

Er zijn verschillende manieren waarop je het meervoud van zelfstandige naamwoorden maakt
Meervoud op -en:  
-en achter een woord.   (stoel-stoelen)
- Soms een letter verdubbelen (hok - hokken).  
- Soms een a, e, o of u weghalen (been - benen) 
- Soms van een -f een -v maken (boef - boeven) 
- Soms van een -s een -z maken (huis - huizen)   

Slide 7 - Tekstslide

Meervoud op -s

- een -s achter het woord zetten (kijkers) 
- bij -a, -o, -u, -i of -y krijg je 's (pony's, baby's) 
- bij afkortingen krijg je altijd 's (wc's)   
   Let op: cadeaus, displays. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het meervoud van
baby?
A
babies
B
babie's
C
baby's
D
babys

Slide 9 - Quizvraag

Goede meervouden
Foute meervouden
zeeën
ponys
babies
perziken
boefen
boefjes

Slide 10 - Sleepvraag

Bijvoeglijk naamwoord (lange vorm)
- een - e achter het woord zetten.  (nieuw - nieuwe)
- Soms een letter verdubbelen (stil - stille) 
- Soms een a, e, o of u weghalen (duur, dure) 
- Soms van een -f een -v maken (lief, lieve) 
- Soms van een -s een -z maken (boos, boze)  

Slide 11 - Tekstslide

Noteer het bijvoeglijk naamwoord.
Het (doof) meisje kon zelf oversteken.

Slide 12 - Open vraag

Noteer het bijvoeglijk naamwoord.
Het (duur) horloge kon ik niet betalen.

Slide 13 - Open vraag

Huiswerk
maken: opdracht 3 t/m 6 (blz. 34 / 35)

Veel succes!

Slide 14 - Tekstslide